Begrip, van de dag (142) Nationaalcommunistische prietpraat

 

NATIONAALCOMMUNISTISCHE PRIETPRAAT

 

 

Onlangs heb ik een geweldige ontdekking gedaan op culinair gebied. De fijnproevers mogen nu afhaken, want het gaat niet over verfijnde liflafjes geserveerd op een bedje bio-sla en een goed glas wijn. Integendeel, simpelheid troef maar lekker voor een snelle hap. Voor dat ik het ga verraden moet je weten dat ik als kind nooit naar de McDonalds ging. Had me vader wat op tegen en ik inmiddels ook, want de knoei is niet te vreten met uitzondering van de McKroket. Als we uit eten gingen op snackbar-plus niveau, togen we naar de Wimpy. Netjes frietjes eten op een bordje, met mes en vork, geen geknoei met blote handen. Mijn afkeer tegen de McDonalds betreft trouwens meer het imperialistische concept, maar daar maak je in Nederland geen vrienden mee. In Frankrijk trouwens wel, maar die zijn dan ook nationalistischer.

Na een stadswandeling at ik in gezelschap van een superboer, we gingen naar de wedstrijd Feyenoord – de Graafschap, wel zin in een hapje eten, gewoon even een snelle hap. Wie liepen langs de Maas en kwamen Brutus Beer voorbij. We verwachtten een hoop geschreeuw van gillende opgewonden kinderen, maar de kaart met vlees, salades en friet hielp ons over de drempel. Eenmaal binnen waren er veel zware houten meubelen en er was duidelijk nagedacht over enige mate van gezelligheid. Er waren geen schreeuwende kinderen, sterker nog alleen maar volwassenen en zelf gereserveerde tafeltjes. We bestelden een berespies, heerlijk simpel en zeer betaalbaar. Goed, het is een fractie duurder dan de Amerikaanse vreetschuur, maar tien keer zo lekker. Bovendien kun je er een biertje bij drinken.

Mijn oudste zoon, ook altijd wel in voor een lekker hapje eten, is altijd geïnteresseerd in waar ik gegeten heb. Toen ik ‘Brutus Beer’ zei, riep hij:”O dat is wereldberoemd in Rotterdam.” Dat weet hij dan weer. Ik niet, maar weet inmiddels dat er meer dan 25 vestigingen zijn in Rotterdam en omgeving en zelfs al enkele verder weg. Ik ben voorstander dat heel Nederland vol geplempt wordt met Berenrestarant, vooral ook langs de autobaan. Kunnen we al die ontsierende zeurpalen opruimen en het grootkapitaal een poepie laten ruiken. Gewoon een eerlijk Hollandsch concept. Ik weet het is een beetje nationaalcommunistische praat, maar dat mag tegenwoordig wel. We kunnen maar beter goed voorbereid zijn als de grenzen hermetisch afgesloten worden.

Het lot van de familie Meijer door Charles Lewinsky

Eerlijk is eerlijk, ik heb bijna twee maanden gedaan over het boek ‘Het lot van de familie Meijer’ van de auteur Charles Lewinsky. Normaliter is dat geen reclame voor een boek. In dit geval is dat zeker niet het geval. Door tijdgebrek en andere omstandigheden, had ik niet de mogelijkheid door te lezen. Te veel onderbrekingen bij een boek is vaak de doodsteek om het einde te behalen, soms zelfs voor niet eens onaardige boeken. Ondanks het feit dat ik soms maar een paar bladzijden las, vlak voor het slapengaan, heeft Charles Lewinksy me tot het einde toe weten te boeien. Door zijn manier van schrijven wist ik de ‘film’ dag in, dag uit levendig te houden. Ik zou willen beweren dat voor mij Lewinsky zo’n goede schrijver is dat je je als lezer niet eens zo’n ‘grote regisseur’ hoeft te zijn, om de literaire pareltjes tot een prachtig filmisch geheel te laten vervloeien.

Het lot van de familie Meijer

Charles Lewinsky

uitgeverij Signatuur/Utrecht

2007

Dat wist ik eigenlijk al van Lewinsky, want eerder had ik ‘De verborgen geschiedenis van Courtillon‘ ook verslonden.Wat ik het meest bewonder in ‘het lot’ van Lewinksy dat hij de grote en kleine verhalen zo moeiteloos met elkaar weet te verbinden. Het grote verhaal is natuurlijk de familiegeschiedenis van de Joodse familie Meijer in Zwitserland tegen de achtergrond van de (wereld)geschiedenis. Dit is in zijn geheel een prachtig epos geworden dat de lezer een goed beeld geeft van wijdverbreide anti-joodse gevoelens, ook buiten het latere oorlogsgebied gedurende beide wereldoorlogen. Als lezer werd ik meegenomen in menselijke overlevingsdrang, psychologische lotverbondenheid van de personages onderling en met hun eigen tijd.

Echter het meest genoten heb ik van het vermogen van de schrijver om in ieder episode en met ieder tafereel een levendige voorstelling te maken. De optelsom van al deze kleine verhalen, eenakters en filosofische beschouwingen maken het een gigantisch boekwerk.

 Om mijn positieve waardering beter onder woorden te brengen geef ik een aantal voorbeelden.

p.537 e.v. Een heel ingetogen beschrijving van Arthur Meijer en zijn nicht Désiree Pomeranz, beide vrijgezel op dat moment, hoe zij gezamenlijk af en toe de maaltijd gebruiken. Magnifiek beschreven, mogelijk totaal niet van belang voor het grote verhaal, maar een heerlijkheid van enkele bladzijden.

p.536 De schrijver werpt de vraag op wat je van elkaar bent als je geen vriend noch vijand van elkaar bent, wat ben je dan wel als er toch lotsverbondenheid is? Hij beschrijft het aan de aan van de lotsverbondenheid tussen Hillel Rosenthal en een arme boerenzoon met nationalistische sympathieën. Ze zijn klasgenoten van elkaar.

p.538 Een prachtig citaat, dat in mijn optiek heel eigentijds geïnterpreteerd kan worden:

‘Aan de andere kant van de grens, slechts een paar kilometer van Zürich vandaan, was de wereld uit zijn voegen gerukt, de cafépolitici waren van de stamtafel naar de regeringsbanken verhuisd en publiceerden hun grot-geschut-leuzen nu als wetsteksten.’ Wat moet ik hier nu verder nog over zeggen?

p.579-580 Rachel Kamionker, ook nog vrijgezel, spreekt met vluchteling Grün uit Duitsland op het dak van een stadswoning. In twee pagina’s wordt de onderliggende (aanstaande) relatie tussen beide beschreven maar ook de lijdensweg van joodscaberetier Grün en tevens een college wat humor is.

Er is zoveel op literair, psychologisch, historisch en filosofisch gebied veel te genieten van het boek en ook in zeer hoge dichtheid aanwezig, zodat geen enkele bladzijde verveelt. In het begin moest ik een beetje wennen aan de grote hoeveelheid Jiddische uitspraken. Verder blijft minimaal één vraag bij mij achter. In het hele boek komt een oom Melnitz voor, die heb ik nog niet echt kunnen plaatsen. Is dat het geweten, een fictieve biechtvader van de familie of wel de naamgeving van het lot van de familie Meijer? Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, maar een boek mag ook geheimen vasthouden voor mij.

Mijn beoordeling voor dit boek is een: 8,5

Voor alle andere Sprakeloos boekervaringen, volg de link

Kakelkrant van Sprakeloos 13: Europa blues op vrijdag

 

De vrijdagmiddagblues, kent u dat? Na een week intensief werken is het op. Misschien kent u het niet, want u heeft ongebreideld calvinistisch arbeidsethos of bent aanhanger van de neo-kapitalistische sekte: Time is money. Ik niet, want op is op en als je met mensen werkt, is dat soms een hele zinvolle constatering. De rek voor deze week is er uit. Ik droom een beetje weg en ga een collega lastig vallen die ook van de vrijdagmiddagblues is. Samen ‘jammen’ we een beetje over de bureaucratisering van de zorg, de politiek en ongemerkt komen we te spreken over de Europese geschiedenis. Onze conclusie is dat Europa altijd internationaal is geweest in zijn oriëntatie, dat er altijd uitwisseling is geweest van goederen, mensen, kennis en wat al niet meer. Het anti-Europese geouwehoer van o.a. de PVV is maar larie. Nationale staten zijn kunstmatig en hebben de laatste 200 jaar alleen maar ellende gebracht. Nu beweer ik niet dat er geen ellende is zonder nationale staten, maar verschillen tussen wij en zij zijn niet gelijk aan nationalisme. Zo keuvelen we over Teutonen, het vroeg Frankische Rijk, Merovingen, de opkomst van de Hanzesteden en de Elizabethsvloed van 1421. In tien minuten tijd hadden we de grote lijnen van de Europese geschiedenis te pakken en beseffen dat nationalisme binnen Europa een gevaar is voor ons allen.

We zitten in een schip dat dreigt te zinken als we niet uitkijken, we zullen dus met zijn allen moeten hozen.. Doen we dat alleen of wijzen we een enkeling aan, dan gaan we met zijn allen….naar de Filistijnen. We verworden dan mondiaal gezien een toeristisch historisch armlastige pleisterplaats, Europa.’

 

Het is even stil, we baden in ons absolute gelijk. Dan gaat de telefoon. Een indicatieorgaan belt en vraagt waarom dat ene kruisje niet gezet is op het formulier X. Het antwoord is duidelijk, omdat het nog niet bekend is. Ze namen er geen genoegen mee, attendeerden ons dat indien het kruisje over een week nog niet gezet is, de aanmelding ongeldig wordt. We moeten dan het formulier opnieuw invullen of we kunnen gebruik maken van procedure Y, dat zou sneller gaan, maar geeft geen garanties.

De vrijdagmiddagblues is weg en gaat over tot het gebruikelijke fabrieksgeluid van de machinerie der radertjes, ook in de zorg. Er gebeurt niets, als het ene radertje niet precies in het andere past. Niemand weet meer de grote lijnen, het hoe en waarom.

In ons professionele kruis getrapt over dat enige kruisje, dragen we manmoedig ons loonslavenkruis. We weten dat het formulier over drie weken pas volledig ingevuld kan worden, maar dan is het te laat. We kunnen vanmiddag niets meer doen, maar de vrijdagmiddagblues komt niet terug, al dromen we ieder apart nog wel over een begrijpelijk Europa. Dat snappen we, ons werk niet meer.

EUROPE -THE FINAL COUNTDOWN