Tessa de Loo/ Harlekino

Het meest bevrijdende van het schrijven van een boekervaring, of boekbespreking zo u wilt, is dat het niet aan regels gebonden is. Dit was op de middelbare school wel anders. Naast een samenvatting die in mijn tijd nog niet op het internet zweefde, moest per boek een lijst met vragen beantwoord worden. Thema’s, motieven, leitmotieven (of leidmotieven), als scholier moest je in de huid kruipen van de auteur. Het zal beslist heel leerzaam zijn geweest, maar het heeft er voor gezorgd dat ik enige jaren niet meer gelezen heb, maar hele volksstammen doen het nooit meer, ondanks hun gedegen vervolgopleiding. Ik heb de draad, zij het nog te spaarzaam, wel weer een beetje opgepakt.

Het fraaie van je eigen boekervaring is dat je steunend op je eigen kennis en ervaring het boek gaat interpreteren. Een boekervaring is derhalve vooral ook zelfprojectie. Wat zie jij er in op basis van je eigen kennis? Hoe ervaar jij de setting waarin het geschreven is? Dit neemt niet weg dat het interessant kan zijn wat de auteur erin kwijt wil. Ik ben er vooral te lui. Ik ben al tevreden als ik een boek kan lezen als alternatief voor bloggen of tv kijken.

Harlekino

 Tessa de Loo

 Uitgeverij De Arbeiderspers

 2008

Harlekino van Tessa de Loo heb ik gekozen omdat eerdere ervaringen met deze schrijfster me goed bevallen waren. Eind jaren tachtig las ik Meander als één van de eerste romans na de middelbare schooltijd en ik was enthousiast. De meisjes van de suikerwerkfabriek was voor mij een afknapper, maar toen ik De Tweeling had gelezen stond Tessa de Loo definitief in mijn rijtje van favoriete schrijvers. De verfilming van De Tweeling heb ik zelfs in huis, maar wil er niet aan beginnen omdat ik bang ben dat mijn beeld van het boek bezoedeld gaat worden. Nu kan Harlekino aan dit rijtje worden toegevoegd en Tessa de Loo maakt haar faam als favoriet helemaal waar.

 

Mijn belevingswereld

Als ik zou moeten zeggen waar het boek over gaat, geef ik u vooral ook een inkijkje in mijn belevingswereld, zo mogelijk ook mijn maatschappelijke opvatting. Ik vroeg me tijdens het lezen met enige regelmaat af  ‘Hoe zullen al die anti- multiculti’s dit boek lezen?’

De hoofdpersoon Saïd, een Nederlandse jongen met een Marokkaanse vader die hij niet gekend heeft, zoekt vriendschap met een Marokkaanse jongen, Hassan, als ze ongeveer twaalf zijn.

Saïd krijgt een Nederlandse opvoeding, dat wil zeggen, zijn moeder een adept van de jaren zeventig is zoekende naar de juiste partner en de juiste levensfilosofie en dat wil in de loop der jaren nog wel eens veranderen, afhankelijk van de partner die op haar levensweg komt.

Saïd kijkt niet terug op een slechte jeugd, maar wel op een ietwat eenzame jeugd. De constante factor is jarenlang de opbouw van een fictieve wereld, waarin hij zelf koning is. Zijn wereld wordt zelfs gevisualiseerd en een eigen taal wordt ontworpen. Hassan, en later ook zijn zus Aziza, totdat ze te oud werd om met jongens te mogen spelen, worden betrokken in deze fantasiewereld op de kamer van Saïd. In deze fantasiewereld wordt ook een hofnar gecreëerd, Harlekino. De hofnar, het geweten van de monarchie in de fantasiewereld, wordt later op gezette tijden ook het geweten van Saïd in het echte leven. Een geweten dat zich ogenschijnlijk openbaart als terugkerende psychotische belevingen.

De thuissituaties van Hassan en Saïd vullen elkaar aan met hun goede en slechte eigenschappen. Daarmee kom ik terug op de vraag:

‘Hoe zullen anti-multiculti’s  dit boek lezen?’

Hoewel er geen sprake is van goed of fout, fundamentalisme of vrijgevochtenheid in de beschreven Marokkaanse gemeenschap, kun je er twee kanten mee op. Je kunt lezen: Zie nu wel, in wezen zijn het allemaal achterlijke ‘geitenneukers’ die moslims. Je kunt ook willen zien: “Ondanks de achtergrond, probeert een ieder zijn eigen plekje te veroveren in de Nederlandse maatschappij, inclusief de omarming van de vrijheden die er te vinden zijn voor ieder individu.’

Nu gaat dit boek niet over multiculturele zaken, maar het is mijn belevingswereld die juist deze vraag naar boven doet komen. Ik neig zelf heel erg naar de tweede beleving, die in mijn optiek uitstekend is beschreven door Tessa de Loo.

Waar gaat het boek wel over?

Het boek is in eerste instantie een zoektocht naar de vaderfiguur. De zoektocht wordt door Saïd ondernomen als hij adolescent is. Uiteraard doet Saïd dit niet alleen, maar met zijn vriend Hassan. Daarmee komt het tweede belangrijke thema naar voren, vriendschap. Vriendschap die niet alleen zijn perikelen vindt in de deels culturele verschillen, maar ook als gevolg van de socialisatieprocessen van Saïd en Hassan binnen de gezinnen van herkomst ongeacht de culturele achtergrond. Bovenal gaat het om de ontwikkeling van de vriendschap zoals iedere vriendschap door fasen van goede en slechte tijden heen worstelt.

De zoektocht wordt door De Loo prachtig beschreven in het hedendaagse Marokko. Het inkijkje in de Marokkaanse maatschappij anno Nu is een prachtig sausje waarmee de genoemde thema’s gelardeerd worden.

Naast de genoemde thema’s is de psychische ontwikkeling van de hoofdpersoon de rode draad in het boek. Deze ontwikkeling krijgt op het einde van het boek een voor mij onverwachte negatieve apotheose.

Deze klankkleur over het einde van het boek zegt natuurlijk weer vooral iets over mijzelf als lezer. Ik houd vooral van boeken die een open einde hebben of desnoods goed aflopen. Met die wens lees ik ook onbewust waarschijnlijk ieder boek. Achteraf beredenerend is het einde van Harlekino veel minder onverwacht en kan ik Tessa de Loo ook met dit werk weer complimenteren. Ze heeft mij in ieder geval menig uur van tv en computer gehouden, hetgeen op zich al een enorme prestatie mag heten. Kortom een boek dat ik een ieder kan aanbevelen.

Caesarion/ Tommy Wieringa

Ik probeer terug te halen wat de keuzemomenten zijn geweest om het schitterende boek Ceasarion, zo weet ik nu, van Tommy Wieringa te kopen en te consumeren. Natuurlijk is de marketing van uitgeverij de Bezige Bij een onmiskenbare schakel. Tommy Wieringa hoorde ik op de radio en hij verscheen op tv. Omdat ik zijn vorige boek Joe Speedboot met plezier heb gelezen, was mijn belangstelling gewekt.

En of het nu de journalistieke wijze van gespreksvoering er debet aan was of een bewuste tactiek van de uitgever en schrijver, het viel mij op dat met name het Jeff Koons en Ilone Staller (beter bekend als pornoster Cicciolina) het meest besproken werden. Het verhaal van het inmiddels gescheiden kunstenaarspaar was immers één van de inspiratiebronnen voor schrijver Wieringa. Het kreeg daardoor voor mij een dubieuze bijsmaak.

Ceasarion

Tommy Wieringa

De Bezige Bij 2009

Oorsprong

 Waarom deze bijsmaak? Kunst is voor mij iets dat mooi is, of niet. Soms helpt het om de achtergrond te begrijpen en daardoor bepaalde kunstwerken te leren waarderen. Als voorbeeld heb ik altijd het werk van Matisse, dat ik erg mooi vind. Zijn latere werk, heb ik me laten vertellen, is het gevolg van een logische kunstontwikkeling. Ik begrijp het, maar daarmee vind ik het nog niet mooi.

Jeff Koons is in mijn ogen gewoon een handige Amerikaanse jongen, die met de pornoster Cicciolina, hun copulatiegedrag in de markt heeft gezet als kunst. De daad als oorsprong van alles? Kunst of porno, het maakt mij niet zoveel uit, ik was toen niet echt onder de indruk van hun statement. Als het om de oorsprong gaat van het leven had ook gekozen kunnen worden voor bloemzaadjes of van mijn part eencelligen, desnoods visualiseert de kunstenaar het zwarte gat. Allemaal associaties met de oorsprong, maar porno verkoopt natuurlijk beter en als het stempel kunst eraan gegeven kan worden is het zelfs big business.

 

 Het bezit van een aantal boekenbonnen, heeft uiteindelijk te doorslag gegeven het boek te kopen. Ik heb er geen spijt van.

 

Koppeling naar Jeff Koons

De hoofdpersoon van Ceasarion heet Ludwig. Niet zonder toeval heet het liefdesproduct van Koons en Cicciolina ook Ludwig. Een ander historisch liefdespaar, Julius Ceasar en Cleopatra noemde hun zoon, kleine Ceasar ofwel Ceasarion. De moeder van de Ludwig gaf haar zoon ook de bijnaam Ceasarion. In hoofdlijn kun je Ceasarion beschrijven als het losmakingproces van Ludwig van zijn moeder en de zoektocht naar zijn ontbrekende vader.

In eerste instantie wordt de bijna symbiotische relatie tussen moeder en zoon beschreven. De zoektocht naar zijn vader wordt pas actueel als Ludwig er achter komt dat zijn moeder een gevierd pornoster is geweest en dat zijn eigen oorsprong, de daad van zijn moeder en inmiddels afwezige vader, ook kunstzinnig vereeuwigd is.

En openlijke sexbeleving mag dan, ondanks de schijnbare openheid in de westerse samenleving, al twijfelachtig zijn, maar wanneer je moeder het publieke lustobject is voor vreemde mannen, dan schudt de basis voor een zoon behoorlijk op zijn grondvesten. Zo ook voor Ludwig. Dit losmakingproces met zijn moeder, terwijl hij zijn vader, een woest en maatschappelijk ambivalenties oproepende kunstenaar, aan het zoeken is, zie ik als de rode draad in het boek. Maar om hiermee het boek van Wieringa af te doen, doe je de schrijver tekort. In mijn beleving is er namelijk nog veel meer te genieten.

Mijn eigen Ceasarion ervaring.

 

Boven alles vind ik dat Tommy Wieringa er in is geslaagd een bijzonder boeiend verhaal te schrijven. Hij beschrijft het leven van de nog zeer jeugdige Ludwig in Egypte, zijn kennismaking met het Oost-Groningse Bourtange en zijn verdere jeugd aan de Oost Engelse kust. Vooral deze eerste pakweg 130 pagina’s vond ik geweldig geschreven. Het opgroeien als puber en adolescent aan de desolate en afbrokkelende Engelse Oostkust, staat in schril contrast met de kennis die je hebt van de inspiratiebron van Wieringa, namelijk de kunstenaar Jeff Koons. In prachtige zinnen, voorzien van veel zeer toepasselijke bijvoeglijk naamwoorden, heeft Wieringa mij meegenomen in zijn verhaal.

Over de Engelse Oostkust schrijft Wieringa bijvoorbeeld: (pag. 80/81)

De toren van de Holy Trinity is een verhaal op zich. Hij heeft op wonderbaarlijke wijze nog tientallen jaren standgehouden, en zakte langzaam, onder zijn eigen gewicht, van het klif tot op het strand, waar hij rechtop bleef staan – een wonder dat in kronieken en op schilderijen en tekeningen uit die tijd is vastgelegd. Zo stond hij daar, een eenzame, reumatische wijsvinger, waarschuwend voor een noodlot dat zich allang voltrokken had. Ze zeggen dat je bij zwaar weer de klokken van de Holy Trinity nog kunt horen in de golven.

Dit is één van de vele mooie passages in het boek, in dit geval de letterlijke afbrokkeling van de Engelse Oostkust.

De zoektocht van Ludwig

Na met afgrijzen kennis te hebben genomen van het verleden van zijn moeder, nota bene van zijn rugbyvrienden, is de tijd nabij dat moeder en zoon hun eigen weg gaan. Het is ook de tijd dat hun eigen huis op de nominatie staat om bij de volgende storm die op de kust beukt, meegenomen te worden door de golven. Ludwig bouwt een leven op als barpianist, moeder zoekt het geluk elders. Naar later blijkt in de Verenigde Staten om een hernieuwde pornocarrière op te bouwen. Ludwig komt langzaam achter de redenen waarom zijn moeder de porno-industrie is ingerold in de jaren zeventig. De waarden en normen van toen, oosterse filosofieën en het hippiedom hebben onderliggend een rol in gespeeld. Als Ludwig indicaties heeft waar hij zijn vader mogelijk kan vinden, kruisen het pad van moeder en zoon zich al weer snel en Ludwig vergezelt zijn moeder met tegenzin bij haar comeback in de filmwereld. In die periode blijkt de onlosmakelijkheid van beide levens, maar ook de tegenstrijdigheden die moeder en zoon bij elkaar ervaren.

(pag. 257 als moeder vraagt of Ludwig zijn Amerikaanse vriendin nog spreekt, laat Wieringa moeder het volgende zeggen)

Liefde is geen principe. De liefde hoort meegaand en mededogend te zijn. Je kunt de loop van de liefde niet bepalen, zegt Kahlil Gibran. De liefde bepaalt juist de loop der gebeurtenissen voor jou, als ze denkt dat jij het waard bent. Niet andersom.

Waarop Ludwig spottend antwoord:

Het spirituele duizenddingendoekje Gibran.

De verschillen in de gevoelswereld tussen moeder en zoon komen tot uiting, maar bovenal ook de loop der dingen die het leven hebben bepaald van moeder en daardoor ook de gevolgen voor Ludwig.

Rond verhaal

Hierboven benadrukte ik al het prettig verhalende vermogen van Tommy Wieringa die de lezer op vele plekken brengt en je laat meevoeren in het ontwikkelingsproces van Ludwig. Na de dood van moeder, gestorven aan kanker terwijl ze zoekende was naar allerlei alternatieve geneeskunsten, brengt Ludwig een geslaagde zoektocht naar zijn vader in de oerwouden van Panama. Hij spreekt zijn vader, maar het doel van de tocht is ook om een deel van het as van zijn moeder aan hem te overhandigen, als teken van de eeuwige liefde die zij voor hem heeft gevoeld.

Het boek begint bij de terugkeer van Ludwig in het Engeland waar hij is opgegroeid om daar een begrafenisceremonie van een buurman bij te wonen en het eindigt ook op de plek waar hij is groot geworden.

(pag. 366)

Ik keerde de urn om boven de afgrond. Een deel viel recht naar benden, een ander deel werd opgenomen door de wind – daar waai je moeder, daar waai je.

Ik stapte terug. Met de urn in mijn hand keek ik uit over het water. Dit was dan de plaats van ons afscheid geworden, aan de rand van de wereld, bij de blikkerende zee. Niets was ongedaan gebleven, er was niets wat ik verlangde. Ik was alleen. En alles begon.

Al met al een echte aanrader, waarbij ik al snel over mijn vooroordelen met betrekking tot Jeff Koons ben heengekomen. Sterker nog, al lezende ben ik de man vergeten, en ben gaan geloven in de personages die Tommy Wieringa heeft gecreëerd. Een boek met prachtig taalgebruik dat nimmer obsceen of plat wordt en dat vraagt om het volgende boek van de schrijver geheel onbevangen te gaan lezen.

Kleine landjes, berichten uit de Kaukasus/ Jelle Brandt Corstius

Ik kan het niet meer krijgen, want ik het van iemand geleend. Maar mocht u een leuk Vaderdagcadeautje willen,  dan is het boek ‘Kleine Landjes, berichten uit de Kaukasus’  van Jelle Brandt Corstius een goede keus. Het is voor de avontuurlijke vader die houdt van spanning, zuipen en vooral ook geïnteresseerd is in mensen en politiek.

Voor hen die het nieuws een beetje volgt, weet dat de Kaukasus niet enkel bestaat uit Georgiërs en Russen die zijn blijven hangen nadat de Sovjet-Unie uiteen viel. De eerste oorlogsperikelen stammen al van rond 1990 in het huidige Azerbeidzjan, als de republiek Nagorno-Karabach zich vrij wil maken. Bij dit conflict zijn ook de Armenen actief zijn betrokken. Ook de Tsjetsjenen mogen genoegzaam bekend zijn. Deze bevolkingsgroep, de paria’s in Rusland, worden gediscrimineerd en gezien als terroristen door Poetin en Medvedev.

Het boek van Brandt Corstius handelt niet alleen over Tsjetsjenië, maar ook over Kalmaukkië, Abchazië, Karatsjaj-Tsjerkessië en Ossetië. Daarnaast zijn er nog zo’n 300 andere bergvolkeren in de Kaukasus, veelal met eigen gewoontes en taal, die niet genoemd worden. Vanwege de onherbergzaamheid van het gebied hebben veel van deze volkeren hun eigenheid kunnen behouden, maar dat is in de afgelopen eeuwen niet zonder slag of stoot gegaan, gezien de hoeveelheid conflicten die er heersen tot op de dag van vandaag.

De journalist Brandt Corstius doet verslag van zijn vele reizen in de Kaukasus. Hij bezoekt brandhaarden, voor, tijdens en na de gevechten in dit explosieve gebied. Tussendoor ontmoet hij vele ‘gewone’ Abchazen, Osseten en Kalmukken en wat al niet meer en wordt met enige regelmaat gefêteerd op de vaak genante gastvrijheid, waarbij de wodka rijkelijk vloeit zolang het niet om fundamentalistische moslims gaat. Hun verhalen zijn een afspiegeling van het leven in deze contreien waarbij onderlinge haat, strijd en trots op een grappige manier beschreven wordt.

Bijna alle bevolkingsgroepen roemen de knapheid van hun eigen vrouwen en met minachting wordt de desastreuze lelijkheid van de vijandelijke vrouwen benoemd. Zo laat Brandt Corstius optekenen dat de Ossetische vrouwen snorren hebben waarop de Georgische mannen jaloers zouden zijn. De trots op hun vrouwen staat echter in schril contrast met het schaken van vrouwen, hetgeen nog dagelijkse praktijk. Sommige mannen deinzen er zelfs niet voor terug hun eigen zus te laten schaken. Onder het genot van de wodka wordt het verteld alsof het de gewoonste zaak is van de wereld.

Naast de ‘kleine’ verhalen, boeit het boek verder door de opsommingen van rariteiten die de verschillende leiders en/of presidenten met zich meebrengen. De passie voor schaken van de president van Kalmukkië bijvoorbeeld, heeft er voor gezorgd dat schaken een verplicht vak is op de Kalmukkische scholen. Ook de controle op het journalistieke werk van buitenlandse journalisten door Russische of lokale politie en/of militairen levert grappige anekdotes op.

Het boekje van Brandt Corstius geeft een beeld van de Kaukasus, zonder dat je nadien kunt navertellen wie nu met wie in oorlog is. Minderheden in een land, kunnen streekgebonden weer een meerderheid vormen, met alle culturele hektiek van dien. De herkomst van de bewoners van de Kaukasus is dan ook heel divers. Ze komen vanuit Iran, Mongolië, China en India, maar ook Russen, Europeanen, Turken etc. Begrijpen doe je het niet echt, want het is nog complexer dan de Balkan, maar het boeit enorm.

Kleine landjes, berichten uit de Kaukasus

Jelle Brandt Corstius 

Prometheus Amsterdam 2009

Kortom, een echt Vaderdagcadeau voor de avontuurlijke vader die mee kan leven met de journalist vanuit de tuinstoel en wiens lever niet aangetast wordt door de hoeveelheden wodka die de journalist vanuit beroepsethiek moet drinken.

Een en ander wordt ook nog op de website van Jelle Brandt Corstius in beeld gebracht via youtubefilmpjes. Tijdens het lezen wordt je geattendeerd op levende beelden via het internet. Dit is een leuke bijkomstigheid, maar aan de andere kant gaat het ten koste van je eigen beeldvorming.

De filmpjes zijn te vinden via de volgende link.

God help me KNIELEN OP EEN BED VIOLEN/ Jan Siebelink

Het moest er maar eens van komen. Jan Siebelink staat al een aantal jaren in de kast, maar door mij nog ongelezen.

‘Een zwaar, maar prachtig boek’ is een veelgehoord oordeel. De zwaarheid betreft vooral de fundamentalistische geloofsbeleving, niet de intellectuele en filosofische inslag. Tenminste dat is mij verteld. Een gedegen kennis van de bijbel is slechts een pre, geen must. De kinderbijbel heb ik na mijn eerste Heilige Communie trouw gelezen en her en der heb ik nog wel eens een flard Bijbeltekst opgedaan. Het mag geen naam hebben, maar in ieder geval geen beletsel om toch maar aan mijn eerste Siebelink, ‘Knielen in een bed violen’ te beginnen.

Het vangt somber aan en tot mijn grote verbazing is Lathum, slechts tien kilometer van mijn huis, de startpositie van het boek Knielen in een bed violen. Korte hoofdstukjes beschrijven de jeugd van Hans Saviez. Een jongen met theatrale gaven, een ziekelijke moeder die vroeg sterft en een hardvochtige vader die de plaatselijke protestantse kerk niet bevindelijk genoeg vindt en zijn heil zoekt bij een varende Duitse prediker. De relatie tussen vader en zoon is ronduit slecht en de onverwachte slacht van zijn konijn die gold als troost voor de inmiddels puber Hans, drijft hem weg uit Lathum. Met zijn voorliefde voor de natuur trekt hij naar het Westland en zoekt zijn heil bij de kwekers in die contreien. In dezelfde staccato hoofdstukjes kan de lezer ervaren dat deze exercitie goed verloopt.

Echte vriendschappen sluit Hans niet, maar hij wordt gevolgd door de vadsige collega Josef, die hem in een beter christelijk vaarwater wil duwen. Zonder succes overigens. Hans blijft wel contact houden met een jeugdvriendinnetje, Margje uit Lathum, die voor de kost bij een rijk gezin in Velp werkt.

Tot zover leest het vrij vlot, de sfeer is gezet al ben ik nog niet diep onder de indruk. Niet meer dan een uitgebalanceerde streekroman waar een zware dominee op de achtergrond stevig aanwezig is. Mogelijk dat het genre te vinden is in bibliotheken van de ‘Bible Belt’, maar ik ken het niet.

Geheel volgens de verwachting van ‘de streekroman’ komen Hans en Margje bij elkaar en stichten een gezin, waarbij Hans de kost probeert te verdienen als zelfstandig kweker. De periode van trouwen, werken, het krijgen van het eerste kind en het opgroeien van hun zoon Ruben, neemt slechts enkele hoofdstukken in beslag. Mijn indruk is dat de relatie tussen Hans en Margje goed is, Hans is gek op zijn zoon en de zaak loopt niet zo goed in de benepenheid van het middenstandmilieu in Velp.

En in een keer komt Jozef weer in het leven van zijn oud-collega Hans. Tegen de zin van Hans wordt hij andermaal bestookt met zijn sektarische praatjes. Hans koopt obscure godsdienstige boekjes voor veel te veel geld. Hij verbergt zijn onbegrijpelijke belangstelling voor Jozef en zijn kompanen voor Margje, die ook geen weet mag hebben van de kosten voor de oude boekwerken.

In deze fase van het boek begin ik al een beetje af te haken. Ik kan de hoofdpersoon niet volgen. Aan de ene kant is dat niet vreemd omdat godsdienstwaanzin ver van me af staat. Maar aan de andere kant verzaakt hier de schrijver mij als lezer mee te nemen. Ik zie geen enkele reden voor Hans het zover te laten komen. De ontwikkeling in het gedachtegoed van Hans is niet logisch. Ik kan een genetische component bedenken omdat zijn vader ook min of meer godsdienstwaanzinnig was. Je kunt het zien als een vlucht uit de werkelijkheid omdat de zaken niet goed gaan. Niets van dit alles kan ik als lezer aangrijpen om mee te gaan in de idioterie van Hans. Bovendien is de afkeer van Hans voor Jozef en zijn zwarte mannenbroeders eerder een reden om te breken, dan om zich mee de afgrond in te laten zuigen.

Een vermeende onweersbui boven zijn eigen land, heeft hem het licht doen zien en hij gaat uiteindelijk in op de uitnodiging een sektarische bijeenkomst in de buurt van Ede bij te wonen. Noodgedwongen neemt hij zijn zoon Ruben mee. De bijeenkomst in Lunteren moet gezien worden als een initiatieritueel bij de christelijke sekte.

Ik ben op dan op bladzijde 200 beland en besluit niet verder te lezen. De belangrijkste reden is dat ik de hoofdpersoon totaal ongeloofwaardig blijf vinden. Zijn ontwikkeling is niet logisch. Of dit nu komt omdat het fragmentarisch is geschreven, door gebrek aan fantasie bij mij of een combinatie van beide. Ik weet het niet. In mijn beleving hoeft een hoofdpersoon niet sympathiek te zijn, maar het hele inlevingsgevoel komt bij mij niet op gang en dat ligt niet aan het feit dat hij een richting opgaat die de mijne niet is. Een godsdienstwaanzinnige, een psychiatrisch patiënt of een crimineel, het maakt niet uit hoe ver je van de belevingswereld van de hoofdpersoon staat, het is de opdracht van de schrijver om de lezer hierin mee te voeren.

Jan Siebelink is hierin wat mij betreft niet geslaagd. Integendeel. De eerste tweehonderd pagina’s hebben ervoor gezorgd dat ik niet snel aan een nieuwe Siebelink zal beginnen. Het enige positieve waarin Siebelink geslaagd is dat hij de stroperigheid van de diepdonkere geloofsbeleving goed beschrijft want je voelt dat het gezin dat op het randje van de zwartekousenkerk staat en nog dieper in het zwarte goddelijke gat wordt getrokken.

Maar Waarom?

Misschien kan iemand het me in het kort uitleggen en zal ik mijn antipathie tegen dit boek mogelijk overwinnen.

Dus Waarde Medebloggers, help me knielen op een bed violen.

Jan Siebelink

Knielen op een bed violen 

De Bezige Bij 2005

De hand van mijn moeder (vrouwenboek?)/Nafisa Haji

Laat ik eerst eens beginnen met een onthulling. Op mijn twintigste kwam ik er achter dat ik met uitzondering van “Het Bittere Kruid”  van Marga Minco eigenlijk weinig literatuur had gelezen van vrouwelijke auteurs. Dat kan een gebrek aan degelijk onderwijs zijn geweest, het kan ook een blinde vlek zijn in mijn persoonlijke ontwikkeling. Om dat laatste te compenseren bedacht ik me toen deze onevenwichtigheid ongedaan te maken. Van mijn spaarzame centjes kocht ik de trilogie van Anna Blaman. (Vrouw en Vriend, Eenzaam avontuur en de kruisvaarder)
Ik kan u verzekeren, het was een zeer slechte start om mijn tekort aan vrouwelijke schrijfsters in te halen. Niet om door te komen, toen niet, maar nog steeds nodigt het boek me niet uit en ik durf te beweren dat Anna Blaman door mij nimmer gelezen gaat worden.

 

EVENWICHT
Goed, later zijn er tal van ‘vrouwen’ in mijn boekenkast verdwenen en het hebben van een lezende partner (vrouw) heeft ervoor gezorgd dat er evenwicht is in onze gezamenlijke boekenkast. Toch durf ik te beweren dat ik nog een haarfijn gevoel heb voor vrouwenboeken en niet-vrouwenboeken. Jane Austin, de gezusters Bronte, maar ook Fay Weldon en zelfs Marianne Fredrikson schaar ik allen onder vrouwenboeken. Misschien onterecht, maar goed zo heeft een ieder zijn pakketje vooroordelen om het leven inzichtelijk te houden. Ik heb er zo’n duidelijk ‘Sex in the city’ gevoel bij, of moet denken aan Bridget Jones diary, typische hedendaagse vrouwendingetjes waarvan ik het bestaan accepteer, maar er vooral niets mee te maken wil hebben.

MOEDERDAG
De dag voor Moederdag moest ik nog snel voor de kinderen een cadeautje kopen ter ere van hun moeder. Nadrukkelijk solliciteerde de kaft en vooral de titel van Nafisa Haji’s ‘De hand van mijn moeder’ naar mijn aandacht.
Een typisch vrouwenboek leek het me, maar de opmerking van Khalled Hosseini deed me uiteindelijk besluiten dat het een goed boek moest zijn. En in ieder geval een goed Moederdag cadeau. En zo hoefde ik verder niet te kijken naar de generatie Saskia Noort die door sexegenoot Connie Palmen geweerd wordt uit de literaire hoek en ook door Gerrit Komrij met weinig vleiende woorden wordt omarmd.

De afgelopen vrije dagen zorgde ervoor dat ik zelf dat boek ter hand heb genomen met de verwachting dat het einde niet gehaald gaat worden. Voor de goede orde, ik kende de Amerikaanse schrijfster met Pakistaans-Indische achtergrond niet. Mogelijk een gebrek, maar goed, ik kan er mee leven.

HOEZO SCHAALBEWUSTZIJN?
Misschien is het handig om uit te leggen wat ik onder vrouwenboeken versta. Het vooroordeel kan voortkomen uit de gekozen thematiek, maar dat is voor mij nog geen hinderpaal. Het is vooral de uitgebreide beschrijvingen van relaties, ongebreidelde nuanceringen die voor mijn gevoel nergens overgaan en in ieder geval nergens naar toe leiden. De verklaring dat vrouwen van Venus komen en mannen van Mars, is een uitgelezen open deur natuurlijk. Het is me ook wel eens uitgelegd dat vrouwen meer een ‘schaalbewustzijn’ hebben en mannen meer een ‘straalbewustzijn’.
En och, met mijn straalbewustzijn doe ik u hieronder verslag van mijn bevindingen, mijn boekbeleving van ‘De hand van mijn moeder’ van Nafisa Haji.

 

DE HAND van mijn MOEDER
NAFISA HAJI
2009- De Boekerij- Amsterdam

Saira Quadar, de hoofdpersoon van dit boek, brengt de lezer in een duizelingwekkende vaart mee in de familieverhoudingen. De relatie met haar zus en moeder is het startpunt, maar voor je het weet ben je ook in het India en Pakistan van voor de deling en met de Britse grandeur als achtergrond. De onderlinge relaties in familieverband, dat veel ruimer is dan in de Westerse samenleving, wordt beschreven vanuit het perspectief van de hoofdpersoon en haar vrouwelijke familieleden. Naast moeder en zus, spelen oma en een oudtante, nichtjes en allerlei andere tantes en aanverwanten een belangrijke rol.

Hoewel het leest als een trein, moet ik me als man enorm concentreren op de hoeveelheid personages en de al dan niet aanwezigheid van bloedverwantschap. In eerste instantie voldoet het boek aan alle bovenstaande vooroordelen die ik heb ten aanzien van het ware vrouwenboek. Toch blijf ik gebiologeerd verder lezen omdat ik terecht kom in een vrouwenwereld die niet de mijne is en ook nooit zal worden. Ik heb er weet van, maar kan het met mijn Westerse mannenogen niet begrijpen. Tradities, taken en verplichtingen die de bloedband met zich meebrengt komen mij zeer belastend over voor de verschillende individuen.
Nafisa Haji beschrijft de interne gevechten van de verschillende individuen zeer beelden. Het zijn gevechten tussen het individu en de traditionele familieopvattingen. Gebeurtenissen, zoals de relatie die haar grootvader van moederskant aangaat met een Engels hippiemeisje in 1969, heeft een blijvende betekenis in en voor de familie. Maar ook de maatschappelijke geëngageerdheid van de andere grootvader blijft zich wreken tot het heden. Persoonlijke beslissingen, maar ook familiebeslissingen worden deels afgemeten aan eerdere ingrijpende gebeurtenissen.

Buiten de culturele context, vind ik dit juist een van de meest intrigerende onderdelen van het boek, namelijk hoe familieverhalen en gebeurtenissen nog generaties lang een rol blijven spelen. Daarnaast speelt de culturele context een rol, waarin de hoofdpersoon niet alleen de strijd en oplossingen van haar familieleden beschrijft, maar al observerend moet zij uiteindelijk ook toegeven aan haar eigen verbintenis met haar familie en diens verleden, ondanks het feit dat ze opgegroeid is in Amerika.

Ergens halverwege kantelt het boek meer naar het heden toe waarbij de actualiteit van Pakistan, Engeland en Amerika meer op de voorgrond komt te staan. Ondanks het feit dat de familieleden ver uit elkaar wonen, blijft de, in mijn ogen terreur van de tradities, in zekere zin bestaan. Bruiloften, ook voor Amerikaanse en Engelse familieleden, zijn belangrijke familiegebeurtenissen die de onderlinge verhoudingen bevestigen. De huwelijken zijn ook voor de zogenaamde vrijgevochten moslima’s veelal geëngageerd door de familie.

Saira Quadar, moet ondanks haar vrijgevochten positie als journaliste, na de gewelddadige dood van haar zus na nine-eleven, haar eigen positie opnieuw hereiken. Een proces waarin juist de tradities van de familie en haar eigen verworven (westerse) vrijheden hevig strijd leveren. Eerder in het boek laat ze haar geliefde oudtante het volgende zeggen:

‘Ik benijd je niet, Saira. Jij moet beslissen hoeveel van deze dingen je wilt behouden en welke lasten je wel en niet wilt dragen. Voorkom dat je moeder en jij uit elkaar groeien. Misschien zullen jouw normen en waarden op een dag meer op die van haar gaan lijken. Ze wil alleen maar dat je gelukkig wordt.’
‘Ja, maar ze wil ook dat ik me aan een script houd waaraan ik me niet kan houden, Grote Nanima. U hebt dat ook niet gedaan.’
‘Dat was geen vrije keuze, Saira.’
‘Maar u hebt een prachtig leven gehad!’
‘Dat valt niet te ontkennen. Maar…wat probeer ik te zeggen?’Grote Nanima sloot even haar ogen. ‘Ik heb een goed leven gehad. Maar het pad dat ik heb gekozen, het pad dat ieder mens kiest…ER zijn momenten waarop je je leven niet in de hand hebt, Saira. Op dat soort momenten hebben we behoefte aan… Hoe noemde je het, een script? En als je het oude script zomaar weggooit, zul je veel tijd kwijt zijn aan het schrijven van een nieuw. Dat je iets aanpast, dat kan ik begrijpen. Maar het wiel helemaal opnieuw uitvinden? Waarom? Wat heeft dat voor zin? Het huwelijk is slechts een van de vele onderdelen van dat script, Saira.’
(p.213)

Bovenstaande passage is mijn inziens in de kern voor de hoofdpersoon en veel van haar familieleden, maar ook voor vele moslima’s (en hun meer conservatieve mannelijke familieleden) in de hedendaagse wereld. Niet alleen in Amerika, Engeland of Nederland, ook in Pakistan of andere door moslims beheerste samenlevingen.

Het tweede gedeelte komt meer los van het etiket ‘vrouwenboek’ maar kan pas begrepen en gewaardeerd worden na een goed begrip van de familieverhoudingen. Het tweede gedeelte gaat, naast de persoonlijke belevingswereld van de hoofdpersoon in de hedendaagse mondiale samenleving, ook over de zoektocht van een moslima naar de opdracht en ethiek van de journalistiek en de zoektocht naar de waarheid.
Kortom, een boek zeer aanbevelenswaardig boek, zeker ook voor mannen.

Het verslag van Brodeck/ Philippe Claudel

Het verslag van Brodeck, de hoofdpersoon uit Claudel’s gelijknamige roman is een adembenemend verslag. Een verhaal dat in je poriën gaat zitten, maar dan wel met het voordeel dat nachtmerries uitblijven. Het woord ‘beklemmend’ komt bij me op als het gaat om het verhaal als geheel, ‘afschuwelijk natuurlijke schoonheid’ is mijn oordeel ten aanzien van het taalgebruik van Claudel. En al is het boek door mij al bijna een half jaar geleden gelezen, het is blijvend in mijn geheugen gegrift. Met deze inleiding is de positieve klankkleur van mijn boekervaring over ‘Het verslag van Brodeck’ al prijsgegeven.
Nu rest mij nog om de woorden te vinden dit aan u over te brengen.

Op de achterkant van het boek is te lezen:
‘Het verslag van Brodeck is een parabel op de Shoah waarin het woord ‘jood’ niet één keer voorkomt.’
Maar ook het woord Duitser ontbreekt in het boek. Al lezende probeer ik me toch een beeld te vormen van plaats en tijd. Ik kom uit in de Franse Vogezen direct na de Tweede Wereldoorlog. In een klein, vrij afgelegen bergdorpje is mijn fantasie neergestreken. Het is in het geheel niet van belang voor het verhaal, maar wel lekker gemakkelijk. Trouwens Claudel gebruikt af en toe het zogenaamde dialect van de dorpsbewoners en dat is een mengeling tussen Frans en Duits, dus zoveel fantasie had ik niet nodig.

In dat kleine Franse bergdorpje komt het weeskind Brodeck op 4-jarige leeftijd samen met de oude vrouw Fédorine die hem zal opvoeden. Samen op de vlucht voor de verschrikkingen van die andere oorlog. In flarden komen stukken jeugd van Brodeck terug, vaak in relatie tot een van de andere dorpsbewoners die in al hun (on)menselijkheid prachtig worden beschreven. De lezer krijgt de indruk van een onbezorgde jeugd, ware het niet dat de kennis van het heden, de naoorlogse werkelijkheid in het leven van Brodeck, stukje bij beetje bekend wordt gemaakt. De lezer weet inmiddels dat Brodeck uit het dorp is weggevoerd naar een kamp en geheel tegen de verwachting van de dorpsbewoners is teruggekeerd.

Voor het zover is, voert de schrijver de lezer mee naar de studententijd van Brodeck in een nabij gelegen stad. (Straatsburg in mijn verbeelding) Hier zijn de vooroorlogse razzia’s al aan de gang. Iedereen die anders is loopt gevaar. In deze stad vindt Brodeck zijn geliefde en levenspartner Emélia. Ze gaan wonen in het dorp van Brodeck en leven er gelukkig samen met de oude Fédorine. Als dan ook nog een dochter geboren wordt, kan het dorpse geluk ogenschijnlijk niet op, ondanks de oorlog. Maar dan wordt Brodeck weggevoerd door vijandelijke soldaten en maakt de meest inhumane behandeling mee in het kamp op vijandelijk grondgebied. Waarom hij, omdat hij anders is of omdat iemand hem verraden heeft? Hij overleeft het en komt terug, terug in zijn dorp bij Emélia, dochter Poupchette en Fédorine. De oude vrouw verzorgt de uitgemergelde Brodeck als een klein kind zoals ze dat jaren terug ook heeft gedaan toen ze hem vond als wees. Emélia is daartoe niet in staat, want blijvende psychische schade door een groepsverkrachting van dorpelingen, hebben haar geestelijk misvormd. De oorzaak van het mutistische gedrag krijgt Brodeck pas later te weten.

Als de fysieke gezondheid weer is teruggekeerd, lijken de zaken zijn gewone draai weer te nemen. Maar Brodeck kijkt nu naar zijn dorp en haar bewoners met zijn ervaringen uit het kamp. Was hij wel hetzelfde als een ieder. Het dorp met de kleine mensen en hun verborgen talenten die vooral heel goed verborgen moesten blijven. Het dorp dat één gezamenlijk talent kende, namelijk de vorming van een benauwde gemeenschap. Een dorpsheid waar de herhaling van de seizoenen met hun feesten wordt gevierd, ieder jaar hetzelfde en ieder jaar met zindering en intriges omdat oude vetes onderhuids naar boven komen. Een dorp met een groot aantal café waar de zomer landerig over het dorp mag komen en waar de winterse koude geweerd wordt. Een dorp waar in ieder geval niets mag veranderen.

De verandering komt echter wel met de komst van een zonderlinge man die zijn intrek neemt in de plaatselijke herberg. De man intrigeert de bewoners, de man beangstigt de bewoners en de man frustreert de bewoners, alleen omdat hij anders is. De man wil, kan en mag geen aansluiting vinden met de bewoners, al spreekt Brodeck af en toe met de zonderling die de passende naam ‘Andere’ draagt.

De onderhuidse kolkende boosheid komt tot een climax, waarbij de Andere zijn dood vindt en het dorp een gezamenlijke geheim moet zien te bewaren. Brodeck is niet aanwezig bij de dood van de zonderling, maar wordt door de gezamenlijke raad van dorpsbewoners gevraagd op te schrijven wat er gebeurd is die bewuste avond.

Die zoektocht naar de waarheid van de dood van de Andere, is Brodeck’s zoektocht in de geschiedenis van zijn jeugd en die van zijn dorpsbewoners die amper hun medewerking geven. Integendeel, hoe meer Brodeck vraagt, hoe onwilliger hun houding.
Het verslag van Brodeck is de beschrijving van de kleine verhalen van de dorpse intriges, maar tegelijkertijd de grote menselijke drama’s in de geschiedenis die op de achtergrond meespelen. Opvallend is het synchroon lopen van deze zogenaamde kleine menselijke verhalen en de grote onaantastbare geschiedenis van de mensheid en haar naakte waarheden. Soms wordt de dorpse samenleving geconfronteerd met het kwade van elders, maar evenzo vaak is de dorpse gemeenschap zelf het kwaad.

Het verslag van Brodeck is een boek dat ik iedereen zou willen aanraden om de relatieve eenvoud, waarmee Claudel een enorme diepgang weet te creëren. Een diepgang die je raakt en evenzo goed niet te bevatten is. Over de literaire kwaliteit durf ik geen kundige uitspraak te doen en ik laat me leiden door mijn gevoel. En dat gevoel zegt wanneer iemand met zijn verhalende talenten de lezer, of in ieder geval mij, zo geboeid weet te houden, er sprake is van een uitzonderlijk literair hoogstandje. Op menig bladzijde weet Claudel zinnen te produceren die op zich al een thema voor een nieuw boek waard zijn.

Een daarvan, geheel willekeurig trouwens, wil ik graag delen:

‘Ze [Fédorine] zit met gesloten ogen en mompelt wat voor zich uit, ze verstelt haar verhalen en herinneringen en weeft tapijten van haar tot de draad versleten dromen; haar handen liggen op haar knieën, en in die handen, die droge handen getekend met kronkelende aderen en rimpels zo recht als het lemmet van een mes, kun je haar leven lezen.’

Voor mij een zin waarin de relatieve eenvoud gecombineerd wordt met diepgang, peilloze diepgang.

 

Het verslag van Brodeck

Philippe Claudel

De Bezige Bij 2008

Maarten ’t Hart/Het woeden der gehele wereld

Moet ik me schamen dat ik de schrijver Maarten ’t Hart eigenlijk helemaal niet gelezen heb? Goed, in 1984 lag ik twee weken in het ziekenhuis, vlak voor mijn examens van de middelbare school en om de tijd te doden, nam ik een paar boeken uit de ziekenhuisbibliotheek. Een daarvan was Maarten ’t Harts ‘Een vlucht regenwulpen’. De bevindelijke jeugd van de hoofdpersoon, zijn voorliefde voor de natuur en allerlei verwikkelingen op een biologencongres in Zwitserland staan me nog bij. En misschien heb ik het wel helemaal mis, want de film heb ik nooit gezien. 

Maarten ’t Hart komt mij op tv toch over als een beminnelijk mens, laatst zag ik nog flarden bij VPRO’s Zomergasten.

‘Niets mis met die man zo op het eerste oog.’

Goed, mezelf kennende zal ik mijn wenkbrauwen wel een tikkeltje hebben opgetrokken toen de beste man in een bloemetjesjurk op tv verscheen, al weer jaren terug. Nu denk ik, ieder zijn meug, accepterend dat ik toch minder progressief ben dan ik mezelf soms presenteer. Maar na mijn zeventiende heb ik dus geen ’t Hart meer gelezen.

 

Onlangs kwam mevrouw Sprakeloos met ‘Het woeden der gehele wereld’ thuis. En ze was na afloop razend enthousiast. Zelf stond ik nog niet te springen, andere boeken moesten nog gelezen worden, maar op een avond zocht ik nog iets voor het slapen gaan. Bij gebrek aan beter, nam ik ‘Het woeden der gehele wereld’ ter hand en las het eerste deel, circa tien pagina’s. Een veelbelovend begin, mogelijk een oorlogsroman.

 

 Het woeden der gehele wereld

 Maarten ’t Hart

 Arbeiderspers 2010

 (1e druk 1993)

 Niets is minder waar. De roman, die eigenlijk meer te typeren is als een thriller, start aan het begin van de Tweede Wereldoorlog als een boot met een aantal (Joodse) vluchtelingen probeert te vertrekken naar Engeland, maar even buitengaats onderschept wordt door de Duitsers en tot zinken wordt gebracht. De oorlogsmachine van de Duitsers was nog niet volledig op gang, dus de aanwezige mochten terugroeien naar de kust.

 

De rest van het boek gaat over de zoektocht naar de motieven van de moord op een politie-agent in bijzijn van de hoofdpersoon, Alexander, in 1956. Alexander was toen een jaar of 11. De moord, het oog in oog staan met de moordenaar en de angst om zelf ook vermoord te worden, spelen in de rest van het boek. In de puberteit komt hij er langzaam maar zeker achter wie er op de boot hebben gezeten en brengt dit in verband met de moord op de politieman die al jaren bezig was de kosten van de verloren botter op de vluchtelingen te verhalen. De boot was immers van de familie van de agent.

 

De zoektocht naar de motieven in een bevreemdende christelijke omgeving van Maasluis verbindt voor mij de hoofdpersoon automatisch aan Maarten ’t Hart zelf. Ik weet dat dit niet mag, maar in de beelden die naar boven komen tijdens het lezen heb ik dit niet kunnen uitsluiten. Alexander komt over als introverte ietwat rare en rationele jongen waarbij de lezer ook getuige is van de ontwikkeling van kind tot jong volwassene.

Gaandeweg het verhaal komen alle voormalige vluchtelingen op de boot in 1940 in het leven van Alexander. Op het einde, als men denkt dat de moordenaar onthuld wordt, krijgt het boek een hele onverwachte wending. De lezer krijgt in ieder geval geen uitsluitsel over wie de moordenaar is.

 

Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Vooral de sfeerbeschrijvingen en de humoristische wijze waarop de beklemming van het leefmilieu van de hoofdpersoon wordt beschreven, geven het boek naast de spanning ook nadrukkelijk een (literaire) meerwaarde. (Ik heb lang gedacht over het woord literair in de vorige zin, want waarom moet een boek literair zijn, het boek moet vooral boeien tot de laatste bladzijde, of het nu literair is of niet. Maar met de koppeling aan Maarten ’t Hart val ik me geen buil om het boek literair te noemen.)

Voor mensen die heel erg thuis zijn in de klassieke muziek, zal het werk van Maarten ’t Hart nog veel meer te bieden hebben, want Alexander, die uiteindelijk uitgroeit tot componist, leeft van jongsaf aan voor de muziek. Maarten ’t Hart gooit en goochelt in ‘Het woeden der gehele wereld’ met componisten en muziekstukken. Ik heb zomaar het vermoeden dat alle genoemde stukken uitstekend passen in de verhaallijn. Ik kan het niet beoordelen. Wel weet ik dat ik de komende tijd meer gespitst zal zijn op andere werken van Maarten ’t Hart.

 

Erasmus en het Poldermodel/HERMAN PLEIJ

Hoon, afkeer en walging is wat de Nederlandse regering ten deel is gevallen de afgelopen dagen. Na wekenlang geheim crisisberaad is de Nederlandse samenleving gefêteerd op een zweempje crisismanagement dat door de langdurige onderhandelingen verworden is tot een slap aftreksel van wat het had moeten zijn. Tenminste dat vinden de media, oppositie en wij, het Nederlandse volk.
Toch is de buitenproportionele kritiek niet terecht. Integendeel, zou ik haast zeggen. Ze verdienen eigenlijk een dikke pluim. De wijze waarop de coalitie het crisismanagement ter hand heeft genomen is een pure daad van vaderlandsliefde geweest of in ieder geval kan gesteld worden dat het hele proces met een nauwkeurig historisch besef tot stand is gekomen.

Jongens van Jan de Witt
Het fine-tunen op historische leest door de huidige coalitie kan ik waarderen en ik wordt hierin gesterkt door een autoriteit op dit gebied namelijk Herman Pleij. Hij schreef enige jaren terug het zeer lezenswaardige boekje ‘Erasmus en het poldermodel.’  Na herlezing van het boek van de hoogleraar historische Nederlandse letterkunde aan de UvA, kan ik stellen dat onze jongens van Jan de Witt (JP, André en Wouter) het zeer goed hebben gedaan. Ze verdienen de kakofonie van kritieken niet. Aan de andere kant, de meest oppositiepartijen zijn ook uitstekend in hun historische rol gebleven. Daarvoor ook een compliment vanuit deze plek.

Lelijk eendje
Toegegeven, de geboorte van het sociaal akkoord is moeizaam gegaan en om nu te spreken van een mooi kind, durf ik niet te beweren. Maar zoals een ieder weet, groeit uit een lelijk eendje een prachtige zwaan.
Nederland is nu aan het polderen, letterlijk en figuurlijk, ondanks het geblaat dat dit ‘oude politiek’ is.

‘Heeft het poldermodel, in welke gedaante dan ook, echt afgedaan? Of is er eerder sprake van impulsieve reacties op actueel onheil en ongenoegen? Nederland staat bol van hoog kwalitatieve opiniëringsinstituten en dito cabaretiers, die graag moord en brand schreeuwen en op zijn minst de zoveelste revolutie uitroepen wanneer er iets schokkends gebeurt of de wereldeconomie in een dal raakt. Verder heeft iedereen in het tot in zijn vezels doorgedemocratiseerde Nederland een mening over alles, terwijl politici graag het nodige elan demonstreren door voortdurend aan te kondigen dat het nu geheel anders moet of juist weer niet. En ondertussen regeren de ambtenaren gewoon door krachtens een poldermodel dat hier al eeuwen de dienst uitmaakt.’
(Herman Pleij, p.14)

Ongeboren kind
In de wetenschap dat de geboorte moeizaam zal verlopen, is alles en iedereen in het werk gesteld om het ongeboren kind tot zijn recht te laten komen. De draagtijd is tot het uiterste opgerekt, want dat vergroot de kans op overleving. Evenals het aantal deskundigen dat erbij is geroepen van eminent belang is. Immers, hoe groter de betrokkenheid van velen, des te groter de kans is dat het kind een brede erkenning zal krijgen. En dat is van levensbelang voor een gelukkige groei. Want zeg nu eerlijk, ook minder ‘geslaagde’ kindjes hebben recht op een volwaardig bestaan. Achterkamertjes zijn dus nodig om het geboorteproces goed te begeleiden.

Ook al dat verdere gesjoemel en zeker die veronderstelde achterkamertjespolitiek vallen reuze mee, vooral omdat ze zo veel supporters hebben in de hoogste kringen van politiek en ambtenarij – hoe moet je anders een samenleving inrichten en op koers houden met het uitgangspunt dat zo veel mogelijk mensen aan hun trekken dienen te komen?
(Herman Pleij, p.17)

Natuurlijk moesten de werkgevers meedoen en vanzelfsprekend mocht Agnes Jongerius hoog van de toren blazen. Er moet toch een breed draagvlak gecreëerd worden.

Oppositionele gedragsproblematiek
Daar waar het lelijke eendje extra ondersteund en gepamperd dient te worden, valt het de jonge zwanen zwaar om te overleven. De nieuwbakken ideeën van de oppositie krijgen niet de aandacht die de zwanen zouden willen. Om gehoord te worden, gaan ze schreeuwen en fulmineren. Ze vervallen mogelijkerwijs in extreem taalgebruik om hun frustraties te uiten. En dat mag, sterker nog, historisch gezien zijn zij dat aan hun politieke stand verplicht.

De essentie van het poldermodel bestaat uit de pragmatiek, die na het schreeuwen van moord en brand telkens intreedt. Het redresserend vermogen waartoe het model na al die extreme uitingen steeds weer uitnodigt is bijzonder veerkrachtig en blijkt al eeuwen alles wat er aanvankelijk uitziet als totale ontreddering te kunnen opvangen en kanaliseren.
(Herman Pleij, p.20)

Goede zorg
Voor het vrije woord en de discussie zijn een aantal zaken van belang. Herman Pleij haalt de noodzaak hiertoe vanuit de Nederlandse geschiedenis en leert ons tevens dat Erasmus deze gewoonte in de 15/16e eeuw al heeft beschreven en verfijnd voor latere generaties. Het voert in dit kader te ver om de precieze toevoegingen en wijsheden van Erasmus inzake het poldermodel te benoemen. Enige uitgangspunten wil ik u echter niet onthouden:

(……….) moeten leren om respect te tonen voor andere standpunten, ook en juist als ze er niet in slagen om hun opponenten te overtuigen. En dat respect is de garantie voor de waarde van hun eigen opinies, op voorwaarde dat iedereen zich open blijft opstellen en zo lang mogelijk volhardt in de gedachtewisseling (……….). Hoe fel de opponenten ook tegen elkaar tekeer kunnen gaan en hoezeer ze er niet in slagen om de ander voor het eigen standpunt te winnen, ze krijgen nooit echt ruzie en gaan aan het slot beschaafd uit elkaar (…….) aan het slot is niemand monddood gemaakt.
(Herman Pleij, p.60)

Kraamvisite
Een kind is geboren met drie vaders. JP als leider niet eens nadrukkelijk aanwezig. Dat hoeft ook niet want wij Nederlanders houden niet van leiders al schreeuwen sommigen er nog zo hard om. Wij weten het zelf wel.

Dat kuddegedrag, bij voorkeur van oranje snit, accentueert metterdaad dat leiders niet nodig zijn en zeker als zodanig niet geliefd.
(Herman Pleij, p.86)
Ook Wouter als onderdeel van de consensusvaders kan niet meer dan zuur lachen. Hij heeft het immers niet allemaal zelf bedacht. En ook André zal zeker zijn bevindelijkheid niet terugvinden in het sociaal akkoord.
En dan de visite die aast op beschuit met muisjes, het liefst van eigen kleur. De coalitiepartijen eten tegen heug en meug en verzekeren dat het goed smaakt. De oppositie zoekt naar betere beschuiten en/of muisjes of heeft mogelijk zelfs de eigen traktatie meegenomen om te offreren. Het zal echter nooit gegeten worden, tenminste niet in het openbaar. Uiteindelijk zullen ook zij heimelijk de geboorte van het kind toch accepteren. Ze moeten wel. Zeker nu, want polderpolitiek is met name het sterkst als er een crisis is.

Aangezien het om verworvenheden gaat die in lange eeuwen zijn opgebouwd, moet dit poldermodel ook antwoord geven op recente schokken in de samenleving en de omgang met nieuwkomers. Daarvoor beschikken we namelijk over een uniek instrument, zeer schok- en revolutiebestendig, dat optimale betrokkenheid bij alles garandeert: een conflictmodel met de pragmatiek van een ingebouwde tolerantie, die vroeg of laat maar wel altijd naar leefbare consensus leidt. En met behulp daarvan kan iedereen steeds weer in alle vrijheid aan de slag.
(Herman Pleij, p.106)

Hoe zal het kind opgroeien (oftewel Oei, ik groei!)
De geschiedenis zal het leren, maar op basis van de wetenswaardigheden  die Herman Pleij[i] offreert, komt het goed, al zal het niet helemaal over rozen gaan zoals bij ieder groeiproces. En bovendien we leven nu in een crisis en hebben de neiging daarbij de geschiedenis te vergeten. Het veronachtzamen van onze geschiedenis wordt versterkt door de journalistiek.

Daarin worden ze (politici, red) bijgestaan door naar blijvende verandering hunkerende journalisten, die daartoe de waan van de dag graag verheffen tot mijlpaal van alweer een beslissende omwenteling die zij zelf mochten bijwonen – of liever gezegd, persoonlijk hebben gesignaleerd.
(Herman Pleij, p.13)

Ze moeten dus wel negatief over het polderconcept schrijven, want als de hype niet gevolgd wordt, is er geen brood!!

Nogmaals benadruk ik het historische besef van kabinet en oppositie. We zijn immers tot polderen gedoemd en het heeft ons geen windeieren gelegd.
Een samenleving waarin verreweg de meesten het gevoel hebben aan hun trekken te komen en het onderste uit de kan te kunnen halen, is de moeite van het handhaven, aanpassen en systematisch bestuderen meer dan waard.
(Herman Pleij, p.106)

Voor mij als blogger blijven er voorlopig twee interessante vragen over. Allereerst wat is de rol van de blogger in het algemeen. Past het niet bijzonder goed in de traditie van het polderen. Aan de ene kant kunnen extreme meningen bestaan, maar de neiging om daarmee vooral te zoeken naar goede argumenten en die te vinden bij je opponenten  is daarbij een belangrijk doel.
Een tweede vraag die het onderzoeken waard is, komt uit de actualiteit. In hoeverre is het vaderlandslievend om weg te lopen uit de politieke arena, daar waar de argumenten volgens het aloude spel worden gewisseld. Soms heftig en andere keren uiterst zakelijk, maar altijd zoekend naar een zo breed mogelijk draagvlak en neigend naar consensus. Ik kan deze vraag niet goed beantwoorden, maar vanuit historisch perspectief is het niet verstandig. Of juist wel?


Herman Pleij
Erasmus en het poldermodel
 Uitgeverij Bert Bakker
 2005
In het volle besef dat maar enkele delen uit het boekje gebruikt zijn in mijn betoog, benadruk ik dan ook de verdere argumentatie van de auteur zeer lezenswaardig is. Hij beschrijft de rol van Erasmus in de verfijning van het poldermodel door middel van zijn werken. Ook satire en cabaret zijn in de ‘Lof der Zotheid’  van Erasmus al nadrukkelijk aanwezig. Een stijlvorm die past in het poldermodel tot op de dag van vandaag.
Verder beschrijft Pleij ook nadrukkelijk de mentaliteit van de dominee en de koopman, maar benadrukt niet zozeer alleen de negatieve aspecten die de laatste decennia benadrukt worden. Hij wijst ook op het overlevingsmechanisme dat ingebakken zit in het poldermodel. Heel vermakelijk is ook het beschrijven van de volksaard waarvan hij ontkent dat zoiets bestaat. Hij heeft het over mentale constructies en een gemeenschappelijk ervaren (of gevormde) nederzettingsgeschiedenis.
Kortom een aanrader om in barre tijden (crisis en integratie) tot de broodnodige relativering te kunnen komen.

DE OVERGAVE/ Arthur Japin

Deze zomer was ik, net als velen met mij ‘slachtoffer’ van de marketingafdeling van Uitgeverij De Arbeiderspers. Preciezer gezegd, mijn partner kwam thuis met het boek ‘De Overgave’ van Arthur Japin en daarmee was het ons boek.

Het woord slachtoffer is mogelijk een denigrerende opmerking, want tot mijn schaamte kende ik Arthur Japin niet. Ik had nog nooit iets van de man gelezen, sterker nog ik, kende zijn naam niet eens. Misschien schandalig, maar soms zijn Gods wegen ondoorgrondelijk en Hij had bepaald dat Sprakeloos en Japin elkaar nog niet hadden getroffen. Uiteraard is mijn treffen met Japin meer voor de hand liggend dan andersom, maar dit terzijde.
Deze zomer kon geen enkel persoon die een boekwinkel binnenkwam of een catalogus inkeek om Arthur Japin heen. En dat is heel handig, want ik behoorde blijkbaar niet tot de doelgroep die zou zeggen:
‘Hup, naar de winkel, de nieuwe Japin is uit.’
Dus met een heuse Japin in ons bezit, hebben de marketing managers groot gelijk gekregen.

En in één keer had iedereen het over ‘De Overgave’ en Japin was kind aan huis in Hilversum om over zijn werk te praten. Bovendien, mijn vrouw was laaiend enthousiast, dus vol goede moed begon ik in augustus 2008 met het meesterwerk.
Degene die dit blog een beetje volgt, heeft kunnen zien dat ik me niet echt heb kunnen overgeven. Sterker nog, ik heb het opgegeven bij pagina 268. De laatste honderd bladzijdes lukten me niet meer.

Mijn uitdaging is te achterhalen waarom? “Iedereen”heeft het gelezen, iedereen is lyrisch en ‘De Overgave’ is door vaklieden en publiek ruim geprezen en dus van prijzen voorzien. Waarom kan ik niet gezellig meedoen? Ik kan de vinger er niet echt achter krijgen. Te rauw? Te plastisch? Te traag? Dit kunnen nog wel eens oorzaken zijn dat ik afhaak. Maar daar kan ik dit boek niet op betrappen.
Ook taalgebruik of zinsopbouw kan ik intellectueel behappen, al had ik zelden dat ik onder de indruk was. Het verhaal en de historische achtergrond zijn ook geen reden om het lezen te staken. Onwillekeurig moest ik denken aan mijn middelbare schooltijd en het begrip ‘New Frontier’. In dit boek proefde ik eindelijk dit begrip inclusief een weinig romantisch beeld van de avonturiers. Bovendien waren de Indianen nu eens niet alleen willoze slachtoffers of Wilden. Allemaal ingrediënten die pleiten voor dit boek.

Al terugdenkend vermoed ik dat Granny, de hoofdpersoon en held in dit boek mij te nadrukkelijk aanwezig was. Het vertelperspectief lag te veel bij haar ook als het gaat om relatief kleine onbeduidende details. Hiermee kreeg ik onwillekeurig en mogelijk ten onrechte de indruk dat er te nadrukkelijk naar een plot toe gewerkt moest worden. De uitkomst is mij uiteraard onbekend, want nog honderd bladzijden niet gelezen.

Het is maar een indruk, maar er is nog iets waardoor het leesgenot stagneerde, namelijk het optreden van de auteur zelf. Zoals gezegd, ik kende de beste man niet, maar nu zag of hoorde  ik hem menigmaal en ik stoorde mij aan ogenschijnlijk kleine dingen. Zijn accent irriteerde me mateloos. Hoe konden zijn geschreven woorden geloofwaardig zijn in ‘De Overgave’ terwijl ik hem als schrijver arrogant inschat?

Ik ben mogelijk heel kleinzielig, maar ik heb dat met meer schrijvers en niet de minste namelijk Harry Mulisch en Arnon Grunberg. Ik heb een enorme aversie hun boeken te lezen omdat de schrijver bij mij dan op de voorgrond komt en niet het verhaal. Dit brengt een incongruentie met zich mee die ik helaas niet kan overbruggen. Het is mijn gebrek, maar ik kan leven met een onvoltooide ‘Overgave’.

De overgave

Arthur Japin

Uitgeverij De Arbeiderspers

Amsterdam-Antwerpen

1e druk 2007 

 

 

 

DE SCHADUW VAN DE WIND/ Carlos Ruiz Zafón

Er zijn kwade tongen die beweren dat recensisten, mislukte schrijvers zijn, die wenend over hun eigen falen, verworden tot vileine azijnpissers, die amper in staat zijn hun frustraties en jaloezie te verbergen in hun stukjes. Terwijl ze blijven dromen over hun eigen literaire project, dat beslist beter zal zijn dan het niemendalletje dat ze van hun redacteur moeten bespreken, verlagen ze zich tot muggenziften en kinderachtige scherpslijperij.
Andere recensieschrijvers kruipen de schrijver zowat in hun hol als diens nieuwste werk aan het publiek gebracht moet worden, alsof zij zelf aandelen bezitten van de uitgeverij die het boek moet verkopen.
In het geval van ‘De schaduw van de wind’ van Carlos Ruiz Zafón kan ik u verzekeren dat de schrijver van dit stukje tot geen van beide partijen behoort. Wel moet ik benadrukken, mocht u na lezing van dit artikeltje, niet per direct besluiten het boek te gaan lezen, dit slechts ligt aan de capaciteit van de recensist. ‘De schaduw van de wind’ is namelijk een absolute aanrader voor lezers van het spannende boek met literaire kwaliteiten die bijkans ongeëvenaard zijn. Ongetwijfeld past het om dit boek aan te prijzen met louter overdrijvingen en superlatieven. Dat zegt dan vooral iets over het enthousiasme van mij als lezer. Het doet verder geen recht aan de daadwerkelijke kwaliteiten van dit boek.

‘De schaduw van de wind’ is op de eerste plaats een ongemeen spannend verhaal dat de lezer meezuigt in het Spanje, of eigenlijk vooral Barcelona, van de eerste helft van de twintigste eeuw. Het verhaal begint in 1945. Spanje is zich nog steeds aan het herstellen van de burgeroorlog en leert leven in de dictatuur van Franco, terwijl de rest van Europa nog aan het bijkomen is van de Tweede Wereldoorlog. Een jonge weduwnaar, antiquair van beroep, neemt zijn tienjarige zoon mee naar een geheime plek om hem als het ware in te wijden in de liefde voor het geschreven woord en dan vooral de literaire roman. De jongen Daniël mag op die speciale plek een boek kiezen, of eigenlijk kiest het boek de persoon in kwestie, met daarbij de zekerheid dat dit zijn leven zal gaan beïnvloeden. Daniël verkrijgt het boek ‘De schaduw van de wind’ van de onbekende schrijver Julián Carax. Al snel zal het leven van Daniël helemaal in het teken staan van het boek. Met vele verrassende wendingen, onverwachte doorkijkjes en vooral bloedstollende spanning, weet Zafón de lezer blijvend te boeien op een manier die het boek “De verdwenen Geschiedenis” van Donna Tart doet verbleken.

Maar er is meer dan alleen duizelingwekkende spanning. Naast de verhalende kwaliteit, heeft de schrijver een woord- en zingebruik die de lezer eveneens laat duizelen. Prachtige zinnen volgen elkaar in een vlot tempo op, met daarbij een zeer gevarieerde woordkeus die, zeker in het begin van het boek doet verlangen naar een woordenboek, ware het niet dat daarmee kostbare tijd verloren gaat om verder te lezen. Het woordgebruik brengt de sfeer van het verhaal, maar ook de beklemmende periode van het toenmalige Barcelona, zeer helder op het netvlies van de lezer.
Ondanks de spanning en zeer realistisch beschreven geweldadige scènes die de lezer zal laten huiveren, is het verhaal ook met een grote dosis humor gelardeerd, die vooral tot uiting komt in de verschillende dialogen. Ruzies en scheldpartijen verbouwt Zafón tot kleine literaire pareltjes, waarbij de lezer soms twee keer moet nadenken over de ernst van de beschuldigingen over en weer.
Eén zin ter illustratie, op bijna het einde van het boek, wil ik u niet onthouden. Als een van de hoofdpersonen op zoek is naar een pastoor om een huwelijk in te zegenen, weigert de pastoor, omdat de vrouw in kwestie reeds zwanger is. Zafón schrijft dan: ‘Fermín (goede vriend van de bruidegom) ontstak daarop in grote woede en sleurde hem de kerk uit, naar de vier winden schreeuwend dat hij zijn habijt en de parochie niet waard was, en bezwoer hem dat als hij ons ook maar een strobreed in de weg legde, hij een schandaal zou veroorzaken bij het bisdom waardoor de pastoor op zijn minst verbannen zou worden naar de Rots van Gibraltar om daar in al zijn benepenheid de apinnen tot het christendom te bekeren.’

De schrijver weet de spanning tot het einde vast te houden. Als het plot dan bij de lezer bekend is, volgen enkele korte afsluitende hoofdstukken die de hoofdpersonen hun gewone leven verder laten leven. Een leven waarin, evenals de enerverende episode ervoor, het boek, de liefde en de liefde voor het boek weer centraal staan.

(Ik heb het boek al in 2006 gelezen en in de overtuiging dat het al eerder onder aandacht is gebracht door andere bloggers, lijkt het een overbodige aanvulling. Echter omdat ik mijn lijst van eigen boekervaringen compleet wil maken, toch nog maar een keer dit geweldige boek. Ten tweede, ik was niet alleen de zoveel miljoenste lezer in 2006, nadien blijft het boek in alle boekwinkels nadrukkelijk aanwezig. Misschien een goede marketing, maar vooral ook omdat het een pareltje is en blijft.)

De schaduw van de wind
Carlos Ruiz Zafón
Uitgeverij Signature Utrecht /2004

Oorspronkelijke titel: La sombra del viento (2001)