Qua karakter een onvoldoende voor het kamerlidmaatschap.

Wat moet een politicus tegenwoordig kunnen? Er zijn momenten dat ik denk, niet zo veel. Over kennis zwijg ik dan nog. Maar daar doe ik de overgrote meerderheid ernstig tekort en zou ik 4 mei gaan solliciteren, dan is het laatste wat ik wil met een air binnenkomen: “Hier ben ik, een enorme kwaliteitsimpuls voor de Tweede Kamer!” Op sommige vlakken denk ik dat soms wel, maar dat is van het niveau van ‘beste stuurlui.’

In ieder geval moet een politicus meegaan met de eisen van de tijd en die zijn:

  1. Vloeibaar zijn onder druk
  2. Over je eigen schaduw heen springen

Daarnaast zal ik naast het geslaagde ideologisch zelfonderzoek mezelf kritisch moeten onderwerpen aan een karakteronderzoek.

VLOEIBAAR ZIJN ONDER DRUK

Persoonlijk vind ik het een groot goed dat mensen niet hun eigen ego voorop stellen als motor voor hun handelen. Het ondergeschikt maken van je eigen ego voor de goede zaak is mooi. Maar mag dat leiden tot een knieval voor je eigen principes? Ik vind van niet en bij ieder besluit hoeft niet meteen een winst/verlies-rekening te worden opgemaakt. Principes zelf zijn de basis, maar ook die mogen nimmer verworden tot dogma’s. Echter om met één oogknippering de regeringsmacht in een keer te paaien zoals Sap dat deed, gaat mij te ver. Ik denk dat ik hiervoor het boek Il principe van Machiavelli eerst moet opeten voordat ik zover ben. ‘Go with the flow’ is mooi, maar je wordt ook sterker van af en toe een keer tegen de stroom in roeien. Kortom, ik denk zeer vloeibaar te zijn, maar zal me nimmer rechtsdraaiend laten stollen.

OVER JE EIGEN SCHADUW HEENSPRINGEN

Dat lijkt het zelfde dan vloeibaar zijn, maar ik zie dat toch anders. Ik associeer het met licht en donker en in het verlengde hiervan met oplossingen en problemen. Over je eigen schaduw heen springen is misschien wel weglopen van problemen. De schaduw blijft immers over. Dat doet me denken aan een wijze spreuk: ‘De duisternis gaat niet weg door ze aan te wijzen, maar door licht te creëren.’ Wie deze spreuk heeft bedacht weet ik niet, maar dit past goed bij mijn politieke karakter. Politiek moet licht creëren en geen oplossingen pretenderen. Over mijn eigen schaduw heenstappen zal ik dus niet snel doen.

SWOT-ANALYSE

Kortom vloeibaar zal ik zijn, maar over mijn eigen schaduw heenspringen zal nimmer mijn sterkste punt zijn. Ik zie het als verraad aan mezelf. Maar wie is ‘ikzelf’ in de context van een potentieel sollicitant voor het 2e kamerlidmaatschap voor de PvdA. Hiervoor zal ik me toeleggen op een huis-tuin-keuken analyse ten aanzien van sterke en zwakke punten.

  • De narcistische persoonlijkheid

Een gedreven politicus heeft natuurlijk lak aan alles en laat zich drijven op zijn gedrevenheid. Toch is een mate van camerageilheid menig politicus niet vreemd. Het middelpunt van de belangstelling moet je allereerst aankunnen en het is een mooie bijkomstigheid als je het ook nog leuk vindt. Ik geloof dat ik hierin ernstig tekort kom. Liever sta ik niet en plein publiek in de schijnwerpers. Spreken in het openbaar is zeker geen kernkwaliteit van mij. Ik bekijk het liever van een afstandje en observeer de handel en op het juiste moment laat ik van me horen. Enige schuchterheid zorgt er voor dat ‘het juiste moment’ wel eens te laat is.

  • Competetieve aanleg

Bij eenvoudige spelletjes zoals Wordfeud, bowlen of kwisjes wil ik graag winnen. Ik baal als een stekker bij onverwacht verlies. Als jonge voetballer wilde ik ook graag winnen, maar juist omdat het een teamsport betreft, kun je bij eventueel verlies de ander nog de schuld geven of je eigen aandeel waarderen. Ik wil best graag scoren, maar heb een enorm relativerend vermogen. Als ik dertig jaar jonger was geweest zou een stopwoord kunnen zijn geweest ‘Boeiûh’ of ‘lekker belangrijk’.

  • Fysiek

Ik kan goed af met weinig slaap, een groot voordeel, maar dat wil niet zeggen dat ik in alle wakende uren even helder ben. Bovendien te zwaar en rokend, dus voor het loodzware beroep van beroepsvergadertijger, zijn dat geen sterke punten. Eigenlijk zou het moeten zijn, ‘Verbeter de wereld en begin met jezelf’.

Al met al zal ik eerlijk moeten zijn, hoewel ik ideologisch geslaagd ben, denk ik karakterologisch toch een onvoldoende scoor. Morgen maar eens kijken naar de drijfveren en (politieke) aandachtsgebieden die een sollicitatie voor het Tweede Kamer lidmaatschap de moeite waard maken.

Eerder verschenen:

Zal ik Tweede Kamerlid worden?  en Ideologisch geslaagd bij zelfonderzoek Tweede Kamerlidmaatschap PvdA. en

Ideologisch geslaagd bij zelfonderzoek Tweede Kamerlidmaatschap PvdA

IDEOLOGISCH DOOPCEEL

Wordt een mens als sociaal-democraat geboren? Of als liberaal, conservatief of confessioneel? Nee, natuurlijk niet. Het nest waarin je geboren wordt is natuurlijk wel van wezenlijk belang. In het verlengde daarvan zijn de klappen van het leven, of de meevallertjes, ook van invloed op je stemgedrag. Het socialisatieproces als motor voor je politieke keuze, de rest is een kwestie van een beetje rationeel bijsturen.

Bij geboorte dus blanco, gelijke kansen voor iedereen naar het schijnt volgens de liberale mensvisie. Toch gaat het vanaf dag 1 (en soms prenataal) al jeuken zonder dat de individuen hierin een eigen keuze kunnen maken. Kijkend naar mijn eigen socialisatieproces kan ik stellen dat ik in een veilige omgeving ben opgegroeid, zonder tekorten en voldoende kansen. Karakterologisch en intellectueel zullen er ongetwijfeld kansen gemist zijn, aan de andere kant zullen me zaken in de schoot geworpen zijn zonder dat ik er iets voor gedaan heb. Kortom ik ben een gemiddelde Nederlander die af en toe slechts wat sprakeloos is bij het observeren van de wereld om hem heen. Ik zie en accepteer verschillen, maar scheefgroei bederft mijn ideale leefomgeving in ernstige mate. Noem het een lichte vorm van Weltschmerzen. Ik koester de individualiteit van een ieder, maar geen individuele vrijheid zonder gebondenheid. Een gebondenheid die ik zou willen definiëren als een collectief maatschappelijk geweten. Voor mezelf is dat uiteindelijk dat iedereen mee mag delen met de welvaart, dat verschillen niet te groot zijn in Nederland en dat een vrije economie de motor hiervoor is, maar nimmer het doel mag zijn. De overheid mag, of moet soms richtinggevend zijn, maar mag niet de eerste viool spelen op economisch gebied. En boven alles, we zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor ons zelf als land, maar we zijn geen losstaande entiteit in de wereld en dat moeten we ook niet willen zijn. Het reeds genoemde collectieve geweten houdt dus niet op bij de landsgrenzen.

 

DUS PVDA!

In een notendop is dit eigenlijk voor mij de reden geweest om PvdA te stemmen. Niet om de wereld te verbeteren, maar pogingen om de leefwereld een stukje te verbeteren als dat nodig is om tweedeling tegen te gaan. Niet omdat PvdA-ers betere mensen zijn, maar misschien wel uit eigen belang. Nederland en de wereld zijn een stuk mooier als het hedonisme geen hoogtij viert en het blinde vertrouwen in de marktwerking niet volksgeloof nummer 1 is. De afgelopen vijftien jaar is het soms heel moeilijk geweest om de PvdA te blijven steunen. Mijn lidmaatschap heb ik in 2000 opgezegd, niet mijn idealen. Toegegeven ik was amper actief, een beetje JS in Nijmegen en een blauwe maandag raadadvieswerk in Duiven. Dat was het en dat was voldoende vond ik toen. Juist nu de tweedeling tussen werk en geen werk, opleiding en geen opleiding, arme Europese landen en rijke Europese landen nadrukkelijker in de dagelijkse praktijk zichtbaar zijn, is een gezond collectief geweten noodzakelijk. Een collectief geweten dat bescherming moet geven tegen het recht van de sterkste of tegen de superioriteit van het morele gelijk van de beter opgeleide.

 

DAG VAN DE ARBEID, DAG 1 ZELFOVERPEINZING

En dus twee maanden geleden het lidmaatschap maar weer opgepakt en nu de vraag, zal ik de kans pakken om te solliciteren naar de kandidatuur voor het Tweede Kamerlidmaatschap voor de PvdA? Ik ben geen vergadertijger en relativeer me soms te pletter. Ik vraag me oprecht af of ik een goeie ben in het uitdelen van foldertjes. Ik inspecteer mijn huid, is dat van het niveau olifant om valse kritiek niet binnen te laten komen. Ik denk loyaal te zijn, maar van kadaverdiscipline krijg ik ongetwijfeld een vet hart. Kortom ben ik wel geschikt als persoon? Dat gaan we de komende dagen maar eens uitzoeken. Nog de tijd tot 4 mei om te solliciteren op de mail van Hans Spekman.

De eerste marsdag van zelfonderzoek naar de sollicitatie heeft in ieder geval opgeleverd dat ik van mening ben dat ik ideologisch geschikt ben voor de PvdA. Nu moet de PvdA mij nog geschikt vinden, maar er moet toch plaats zijn in de politiek voor een normaal sprakeloos mannetje?

Eerder verschenen: Zal ik Tweede Kamer-lid worden?

Zal ik Tweede Kamer-lid worden?

DE AANLEIDING

,,Doe het dan zelf.” Ik geloof dat dit de eerste gedachte was die bij me opkwam. Bij de val van het gedoogmonster zag ik twee spartelende partijen. Ik was verheugd. Het debacle dat volgde deed me verbazen en sprakeloos staan. Hoe kun je twee partijen die zo nadrukkelijk het rechtse deel van Nederland de vingers laat aflikken binnen enkele dagen al als huwelijkspartner vragen danwel accepteren. En passant wordt Europa ook nog eens voor de gek gehouden door er een begroting door heen te jassen. De houdbaarheid van het Kunduz-akkoord lijkt me uiterst beperkt en de uitvoerbaarheid van de begroting een ramp.

En of de PvdA nu politiek onhandig heeft gereageerd, arrogant is geweest of dat Samsom onoplettend is gebleken, het maakt me niet uit. Deelname voor een paar kruimels, toegeworpen door de regering, is het niet waard om je principes te ondermijnen. In mijn optiek is het gewoon het Catshuisakkoord waarbij de drie partijen hun eigen cadeaupapier hebben mogen uitkiezen. Nu is het een kwestie om het cadeautje zolang mogelijk onaangeroerd te laten. De eigen kiezers kunnen dan zo lang mogelijk genieten van de ‘buit’ die binnen is gehaald. Uiteindelijk weet iedereen dat de cadeauverpakking eraf moet. En wat blijft er over? Precies, dat waarvan Mark Rutte zegt dat hij het liefst nog vijf jaar mee door zou willen gaan. De beloofde uitgestoken hand van de premier van alle Nederlanders komt op het moment dat hij bijna verdrinkt. Sap, Slob en Pechtold zijn zo genereus geweest om de drenkeling op het droge te trekken, in lands belang nog wel.

Ik voorzie toch veel problemen, heel veel. De begroting, of je nu wel of niet 3% begrotingstekort eist, is puur drijfzand. Hoe hard zijn de afspraken als de politieke realiteit ervan zich in Nederland aandient? Hoe lang blijven we het braafste 3%-jongetje van de klas als Frankrijk met een socialistische premier begint te morrelen en de onrust in andere landen ernstige vormen aanneemt? Griekenland mag op een houtje bijten, tenminste de gewone Griek. En de Spanjaarden met een kwart van de bevolking werkloos (en zelfs 50% van de jongeren) is een potentieel kruidvat.

 

DE VERBAZING

Een deel van ons land is blijkbaar in een euforie-stemming, in mijn optiek op niets gebaseerd. Een gelukkige Mark Rutte die zijn imago iets kan oppoetsen in Europa en een blij CDA dat kans ziet om de eigen interne crisis te beslechten nu het juk van de PVV is afgeworpen. En dan de redders. De ChristenUnie, gezagsgetrouw als zij zijn, valt natuurlijk weinig te verwijten. Ook D66, de vleesgeworden politieke vloeibaarheid is spreekwoordelijk voor deze partij. Het is dus in hun optiek wel een redelijk alternatief. En Jolande Sap, ze ruikt macht en hoe vaak kan GroenLinks nog verweten worden dat ze geen verantwoordelijkheid aandurven? Ze heeft snel een leuk cadeaupapiertje gevonden voor het Catshuisakkoord. En in de huwelijksnacht paaide ze al met andere partners. Ze doet het liever met een ander.

,,Niet te geloven.”

En toen dacht ik, dan ga ik zelf maar in de Tweede Kamer. Het toeval wilde dat ik na ruim twaalf jaar maar eens dacht, ‘Zal ik weer eens lid worden van de PvdA’. In de jaren negentig begon ik sterk te twijfelen aan de neo-liberale richting van de sociaal-democraten. Privatisering van allerlei overheidstaken zag ik niet zitten en ondanks de economische voorspoed, deden te weinig mensen mee was mijn opvatting. Bovendien, ik was meer een observant van het politieke spel. Ik had niet het karakter van een politicus, dus waarom zou ik lid blijven.

 

DE DAAD

Maar zelfs in het stemhokje bleef ik twijfelen, Wouter (Bos) of Jan (Marijnissen). Meestal Wouter, soms Jan en een keer een Salomonsoordeel, Femke. Maar dat was eens, maar nooit meer, zeker niet met de tendens dat ‘GroenLinks’ een ecologisch rechtse partij aan het worden is. Bij het weinig fraaie schouwspel rond Job Cohen (ik vertrouw de man mijn pincode toe, het premierschap en nog veel meer en vergeef hem zijn iets mindere omgang met de hijgerige media) en de partijkeuze van de nieuwe leider, Diederik Samsom, dacht ik, ‘ik moest maar weer eens lid worden’.

Ik geloof namelijk dat ik met het klimmen der jaren niet minder links ben geworden. Bovendien heb ik de neiging om, in tegenstelling tot premier Rutte, wel te kijken naar heel Nederland. Ik geloof niet in verdere polarisatie, maar wel in een sterke partij links van het midden. Een steuntje in de rug voor de PvdA was mijn lidmaatschap, zonder bijbedoelingen. Twee maanden later kom ik voor het dilemma: ,, Ga ik me kandidaat stellen voor de PvdA lijst.” 4 mei is de sluitingsdatum, dus nog vier dagen te gaan.

 

HET OVERPEINZINGSPROCES

Ga ik over mijn eigen schaduw heenstappen? Ik ben in ieder geval voldoende vloeibaar onder druk, met die wetenschap dat ik niet rechtsdraaiend zal stollen. Ronald Plasterk en Diederik Samsom zullen mogelijk tenenkrommend mijn gebrek aan bèta-kennis gadeslaan, maar desalniettemin een mars van vier dagen te gaan met mijn overpeinzingen me kandidaat te stellen voor het Kamerlidmaatschap. Te beginnen met de 1e van mei, heel toepasselijk, de dag van de arbeid.

De Internationale, ik zal hem nooit zingen. Ik houd niet zo van de slachtofferrol die het oude socialisme met zich meebracht. Wel in solidariteit en verdraagzaamheid in de hedendaagse samenleving. Maar om in de overpeinzingsstemming te komen, toch maar even opgezocht voor de liefhebber.

Politieke vluchtigheid leidt tot Sappige politiek

Alles wordt vloeibaar onder grote druk. Dat is wat het Kunduzakkoord ons taalkundig heeft geleerd de afgelopen dagen. Principes moeten wijken. De modegril is ineens dat politici verantwoordelijkheid moeten tonen. De onverwachte meegaandheid van een drietal partijen met de regering is niet meer dan machtswellust, maar wordt beloond met verantwoordelijkheid. En met dit compliment wordt dus alles vloeibaar.

Ik zie wat anders dan vloeibaarheid. Ik zie vooral vluchtigheid. En eigenlijk al wat langer dan afgelopen weekend. Door met de PVV in zee te gaan heeft het CDA haar christelijke idealen verkwanseld. Vluchtigheid. Een objectieve kijk op de VVD van Mark Rutte heeft niets meer te maken met liberalisme. Eveneens vluchtigheid. Tegelijkertijd heeft de PVV met een sociaal verkiezingsprogramma zonder problemen een keihard saneringsbeleid gesteund. Henk en Ingrid hebben de idealen van de PVV zien vervliegen. En dan de arm om de schouder van Wilders door een amicale Mark Rutte. Allemaal vluchtigheid.

En nu is het bij de oppositie niet anders hoor, dat hebben we dus bij de vorming van het Kunduzakkoord kunnen zien. D66 en ChristenUnie hebben zich minimaal vloeibaar getoond, maar met name Groen Links van Jolande Sap is vluchtigheid in optima forma. Linkse idealen werden ingeruild voor deelname aan het Kunduzakkoord. Maar daarmee hield het niet op. Tijdens het debat toonde ze zich ook nog een zeer onbetrouwbare huwelijkspartner. ,,Ik ben dan wel met jullie in zee gegaan, maar als er een mooiere man langs komt, dan ben ik pleiten.” Een ongrijpbaar wijffie moeten de ministers van VVD en CDA hebben gedacht, maar laten we maar niet moeilijk gaan doen, het is nu gewillig en vloeibaar.

Ik ben geen natuurkundige, maar heeft vluchtigheid wel een schaduw? Volgens mij niet, dus je kunt dan helemaal niet over je schaduw heen stappen. Je kunt alleen vervliegen. Toevallig zijn er nu vijf partijen die even dezelfde kant op vliegen. Een beetje tegenwind en het hele Kunduzakkoord is vervlogen. En dan, dan kan GroenLinks die paar verkregen kruimels van de regering op hun buik schrijven.

Mijn goede burgermanschap in de knel?

Ik kijk in de spiegel en zie een hoop zaken die je als penopauzer niet wil zien, maar ik laat het links liggen. Contactmakend met mijn spiegelbeeld ben ik op zoek naar mijn eigen burgerschap en verantwoordelijkheid. Ook ik wil dat het goed komt met Nederland. Ook ik vind dat we als Nederland het Europees moeten aanpakken. En ik vind vooral dat we allemaal mee moeten in de vaart der volkeren. Of eigenlijk, om het spreekwoord te actualiseren, allemaal gelijkmatig moeten afremmen. Het gaat immers niet zo heel goed en het kabinet Rutte in gevangenschap van de PVV heeft de situatie eerder verslechterd dan een constructieve bijdrage geleverd.

Nu hoor ik dat de VVD en het CDA proberen een Kamermeerderheid te construeren om de begroting voor 30 april naar Brussel op te sturen. Mininster De Jager en andere prominenten zijn op zoek naar verstandige politici van D66, ChristenUnie en GroenLinks om vooral maar mee te participeren om de uitkomsten van het gedoogmonster na 7 weken oeverloos onderhandelen in het Catshuis te accepteren. Er moet een deugdelijke begroting komen. Misschien kan ‘dees of geen’ nog iets binnenslepen voor zijn of haar eigen partij? Hobby’s van de gijzelnemer PVV zullen mogelijk verlaten worden (Animal Cops). De basis is een strak huishoudboekje, met de 3% norm, in te leveren bij Brussel met alle sociaal-maatschappelijke consequenties voor Nederland. D66, ChristenUnie en GroenLinks zijn blijkbaar serieuze onderhandelingspartners, om de beoogde Kamermeerderheid te verkrijgen.

De oppositie wordt blijkbaar klaar-gemasseerd om te slikken, waar ze gedurende het kabinet Rutte tegen te hoop liepen. CDA en VVD hopen het benodigde verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de toekomst van Nederland bij hen te vinden. Vrij vertaald, als je de plannen van het demissionaire kabinet steunt betoon je je een verstandig burger met maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel.

Laat ik dat laatste bij de bestudering van mijn spiegelbeeld,  een verstandig burger met maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel, ook bij mezelf bespeuren. Maar ik kom tot hele andere conclusies. Ik denk dat Nederland pas weer echt (Europees) vooruit kan, door de verloren periode van het gedoogmonster en alle prominente hoofdrolspelers, de achteruitingang van het politieke toneel af te voeren. De afgelopen 558 dagen onder leiding van Wilders met marionetten als Rutte en Verhagen hebben niets opgeleverd waar rechts zich de vingers bij aflikt. Voor de rest van weldenkend Nederland is het vooral destructief gebleken. Ze mogen dus wel een toontje lager zingen. Ik ga zeker niet pleiten dat we linkse hobby’s moeten oppoetsen, integendeel. Maar het gemak waarmee door D66, ChristenUnie en GroenLinks de macht wordt opgezocht, verbaast me hogelijk. Sterker nog, ik vind het onbegrijpelijk en misschien wel immoreel. Misschien zie ik wat over het hoofd, maar in de spiegel zie ik wel een verstandig burger met maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel.

Wat een dag!

Oh, what a day. Dat klinkt behoorlijk dramatisch en theatraal. Maar toch, 19 april 2012 was een ongewoon inspannende voor een gewone sterveling. Voor de echte liefhebber is dat mogelijk iedere dag, zeker voor de ‘Carpe Diem’ gelovigen. Ik probeer dat ook te zijn, maar om iedere dag nu te plukken, dan krijg je zo’n enorme bos. Dat kan ik niet dragen. Zeker als er van die speciale herdenkingsdagen bij zijn.

En iedere dag heeft wel zijn eigen stempeltje. 8 maart is bijvoorbeeld internationale vrouwendag en op 28 december is het dag van het kind of zoals wij ook wel zeggen ‘Onnozele Kinderen’. Voor sommige gelegenheden of aandachtsgebieden is zelfs een hele week ingepland, bijvoorbeeld de boekenweek of de week van de psychiatrie. Zo is er altijd wel wat, ook vandaag. Ik hoorde gisteren dat 19 april uitgeroepen was tot de dag van de Duitse taal. De Germaanse klanken van onze oosterburen blijken een zieltogend bestaan te leiden. Dat moet niet, dus het Duits wordt gepromoot. Van mij mogen ze, al heb ik geen Duits in mijn examenpakket gehad, niets mis met het Duits.

Vanochtend reed ik naar het werk en blijkt het nota bene ook nog de Landelijke Dag tegen het pesten te zijn. Dat mag ook niet, dus optreden lijkt me niet meer dan gerechtvaardigd. Speciale aandacht is er voor het pesten op plekken waar veel ouderen verkeren zoals in bejaardenoorden en verzorgingstehuizen. Als ik de verhalen mag geloven wordt er flink wat afgepest in Huize Avondrust en aanverwante instellingen. Dat is ook niet zo vreemd, want vroeger had je waarschijnlijk nog geen Landelijke dag tegen het pesten. Dus die oudjes moeten dat op hun oude dag nog leren. Niet meer pesten bedoel ik dan.

Eenmaal op mijn werk aangekomen blijkt het ook nog secretaressedag te zijn. Je weet niet meer waar je je aandacht op moet vestigen op een dag als vandaag, op de duitse taal, tegen pesters of moet je de secretaresse op je werk verwennen?

 

Maar lang zal dat niet duren, want in geheel in de geest van de hedendaagse fusiegolf en schaalvergroting zullen de genoemde belangrijke thema’s wel samengevoegd gaan worden.

In 2013 wordt lijfspreuk voor 19 april:

Tease die Sekretärin sauer, weil sie kein Deutsch sprecht.

Maar vertel me, wat voor dag is het morgen. Gaan we het Bulgaars promoten, zetten we de loodgieter in het zonnetje en zijn we tegen rokers? Ik vind het best, ik doe gewoon weer mee.

Een Keukenmeidenroman van Kathryn Stockett

Als ik mezelf zou moeten omschrijven, dan weet ik dat ik niet voldoe aan de kwalificatie macho. Ik vind dat niet erg, maar een boek met de titel ‘Een keukenmeidroman‘ is nu niet meteen het boek dat ik ambieer om in de vrije tijd te lezen. En toch kwam het zo ver. Het boek stond in onze boekenkast en de achterkant gaf louter lovende kritieken. Dus het boek van Kathryn Stockett gaat onderdeel uitmaken van mijn boekervaring. Via mijn blog wil ik dat uiteraard weer graag met u delen.

Allereerst de voorkant, zo’n sfeervolle zwartwitfoto, zoals ieder zichzelf respecterend boek tegenwoordig heeft, is niet voor niets. Een foto kan de atmosfeer van een verhaal in een oogopslag weergeven. Een blond afwassend meisje, lakschoentjes en witte sokjes en een erg onhandige onderbroek geven spruitjeslucht en gezinsgeluk weer uit de jaren zestig. Niet meteen een aanrader, maar zoals gezegd, ik had de lovende kritieken reeds gelezen.

 

Een keukenmeidenroman

Kathryn Stockett

Mistral Uitgeverij

2011 (1e druk 2010)

Voor mij kwam het boek de eerste pagina’s wat langzaam op gang,. Zelf ben ik voorstander om snel in het verhaal te zitten. Het voordeel is dan dat het boek weg te leggen is, maar in je brein aanwezig blijft. Bij het verder lezen zit je er meteen weer in. Dat viel een beetje tegen, maar het thema was verrassend, de rassenverhouding in het zuiden van de Verenigde Staten vanuit in eerste instantie het perspectief van de huishoudelijke hulp Aibileen. Deze keukenmeid, werkzaam bij een wit middenklasse gezin, zoals nog gebruikelijk in de jaren zestig van de vorige eeuw, sleept de lezer met haar alledaagse beslommeringen mee in de sfeer uit die periode. Stocket beschrijft haar verhouding met de mevrouw, de liefde voor de jonge kinderen in het gezin, ze zijn immers grotendeels haar verantwoordelijkheid en ook de economische afhankelijkheid binnen de scherpe raciale tweedeling in de kleinsteedse omgeving. Ik denk dat de traagheid in het boek nodig is geweest om later in het boek echt meegezogen te worden.

Interessant in het boek vind ik ook de nadrukkelijk wijzigingen van het vertelperspectief. Waar Aibileen aanvankelijk nog de volgzame zwarte hulp in de huishouding is, die ook mededogen kent naar haar witte ‘onderdrukkers’, wordt een deel van het verhaal verder verteld door haar vriendin, de recalcitrante Minny. De derde personage is Miss Skeeter, representant van de blanke middenklassers. Haar liefde voor de zwarte vrouw die haar opvoedde als kind, diens plotselinge verdwijning uit haar leven en de confrontatie met ‘nieuwe’ keukenmeiden als jong volwassene bij haar vriendinnen brengen Miss Skeeter aan het denken. Dit bewustwordingsproces over de raciale verhoudingen en haar ambities om te schrijven, brengen haar tot een stoutmoedig plan om de levens van de verschillende keukenmeiden te gaan beschrijven. En stoutmoedig is het omdat Miss Skeeter zich (mentaal) moet losmaken van haar socialisatieproces, maar ook wordt er veel lef gevraagd van de keukenmeiden die hun verhaal wereldkundig willen maken. Bovenal wordt er veel gevraagd van de vrijwillige medewerking door Aibileen en de minder coöperatieve samenwerking met Minny.

 

De algemene lijn van de vertelling ligt dus bij de drie personages, die steeds vanuit hun eigen belevingswereld de lezer verder brengen in de sociale en maatschappelijke gebeurtenissen in het kleine stadje in het Zuiden van de VS. Naast lokale gebeurtenissen, komen ook de individuele zielenroerselen van de vrouwen aan bod. Maar ook de historische achtergronden met een Martin Luther King en J.F. Kennedy, maken dat het boek een realistische weergave is van een tijdsbeeld, de kentering van de officiële rassenscheiding in het Zuiden van de VS.

Ik heb het boek met plezier gelezen. De beklemming van de lokale verhoudingen worden beelden beschreven en met name de wisselende vertelperspectieven zijn een verrijking voor de lezer en geven daarmee een completer beeld. Het maakt voor de lezer weinig uit of het vertaal verder gaat vanuit Aibileen, Minny of Miss Skeeter, de spanning blijft aanwezig. Nu ik het boek uit heb, moet ik echter zeggen dat de Miss Skeeterrol toch nadrukkelijker blijft hangen. Mogelijk is dat omdat ik onwillekeurig de schrijfster Kathryn Stockett identificeer met Miss Skeeter. Mogelijk dat deze verbinding de schrijfster juist die rol op een meer natuurlijke wijze heeft kunnen schrijven en daardoor onbedoeld krachtiger is overgekomen. Al met al, een aanrader met een ontroerend einde, ook voor hen die niet meteen warmlopen voor de titel ‘Een keukenmeidenroman’.

======================================================================

Mijn waardering voor dit boek in een cijfer uitgedrukt: 7,5

Meer boekervaringen zie ook het overzicht

Een mensen-mens, GADVERDAMME

 

Ik ga mezelf niet afficheren als een misantroop, hoewel ik op gezette tijden wel last heb van mensen in het algemeen. Omdat dit niet chronisch is, maak ik me geen zorgen. Sterker, ik vind het soms een prettige, hoewel geen gemakkelijke, instelling. Het maakt je kritisch, hoewel dat doodvermoeiend kan zijn. Het zogenaamde mindfucken ligt altijd op de loer en dat is destructief.

In zo’n misantropische bui, kan ik een gloeiende hekel krijgen aan bepaalde termen. Ik krijg bijvoorbeeld acuut rode bultjes van de term ‘mensen-mens’, wat een godvergeten jeukterm is dat. Gadverdamme. Op dit moment ben ik niet misantropisch, kun je nagaan hoe ik over mensen-mensen denk op mindere dagen.

Wat is nu een mensen-mens? In een eerste opwelling zou ik denken dat is iemand die van mensen houdt? Maar doen we dat in wezen niet allemaal, uitgaande van de goedheid van mensen en het zijn van een sociaal wezen. Ziet u, ik ben geen geboren calvinist, zo misantropisch ben ik niet.

Of zou een mensen-mens iemand zijn die goed met andere mensen kan omgaan? Volgens mij kunnen de meeste mensen dat in meer of mindere mate. Je eigen socialisatieproces maakt dat je met de ene minder goed kan, dan met anderen. Zolang je dat van elkaar accepteert, is er niets aan de hand. Gelukkig zijn de mensen met ernstige psychische defecten of anderszins persoonlijkheidsgestoord, ver in de minderheid, tenminste dat denk ik nu, maar in een misantropische bui denk ik er beslist anders over.

Of kan een mensen-mens met iedereen opschieten, een soort kameleon die qua omgangsvormen zich constant aanpast en niet zich zelf is. Ik zou dat soort mensen ernstig wantrouwen, misschien wel misantropisch worden. Niets mooier dan een oorspronkelijk mens met zijn hebbelijkheden en zijn onhebbelijkheden.

Soms zijn het wat zweverige types die zichzelf tot mensen-mens bombarderen. Nu moet ik bekennen dat ik deze mensen niet serieus neem, maar ze zijn in het algemeen totaal ongevaarlijk, vaak zelfs charmant in hun naïviteit. Het wordt anders als managers of directeuren, politici of bestuurders zich mensen-mens gaan noemen. Dan moet je gaan oppassen. Je ziet ze zo staan voor een groep werknemers op de dag dat ze zichzelf moeten introduceren. Handenwrijvend noemen ze hun naam, ratelen hun hele CV op alsof ze niet doorhebben dat niemand daar in geïnteresseerd is. Bovenal gaan ze uit van een goede samenwerking. Breed gesticulerend, zoals ze hebben opgepakt tijdens de peperdure seminars human resource, zetten ze hun woorden kracht bij, zoiets als Mark Rutte nog iedere keer doet en daarbij steeds ongeloofwaardiger wordt. “Dat zal toch wel lukken, dat samenwerken?” roept de man of vrouw naar het gehoor. ‘Ik ben immers een echte mensen-mens.’ Een teiltje moet worden aangesleept, maar tot echte vomeren ga ik over als de toevoeging komt, ‘A peoplesmanager.’ Het zweet breekt me van alle kanten uit bij die kretologie: ‘Een mensen-mens, a peoplemanager, gadverdamme, je bent niet goed wijs.’

Als je van mensen houd, dan moet je dat je dat zeker niet uitroepen, want daarmee geef je je gebrek aan mensenkennis al bloot. En als je met iedereen kunt omgaan, of te vriend wilt houden, dan ben je bij voorbaat al een slecht manager. Maar het gevaar dreigt dat een mensen-mens-manager zich vooral gaat ontpoppen tot een onbetrouwbare kameleon. Zo één die helemaal niet van mensen houdt, volstrekt onbetrouwbaar is en vooral van zichzelf houdt, of dat zelfs niet eens. Mensen-mensen, driewerf gadverdamme, ik word er subiet misantropisch van.

Een Asielverhaal in Nederland / Mahmoud Karamzadeh

Door de ogen van een ander, kijk je naar je eigen land. Dat is wat er gebeurt in ‘Een Asielverhaal in Nederland’ van Mahmoud Karamzadeh, een voormalige asielzoeker afkomstig uit Iran. De promotie van het boek door de schrijver via Twitter viel bij mij in vruchtbare grond. In een van de eerdere boekbesprekingen schrijf ik dat een recensie meer zegt over de recensist dan over het boek, zeker bij mij. Karamzadeh wil mij als lezer, als representant van de autochtone bevolking, een spiegel voorhouden. Hij doet dat op een wijze die uiting geeft aan zijn wrevel en boosheid. Door zijn verhaal moet Nederland beseffen hoe het omgaat met zijn asielzoekers.

Voor ik verder ga, een kort intermezzo. Gistermiddag bij een familiebijeenkomst ging over het beeld dat wij Nederlanders hebben van ons zelf en denken hoe buitenlanders over ons denken. Ik weet nog dat ik in de jaren zeventig en tachtig louter hoorde dat we een vrijgevochten en liberaal volkje zijn, dat veel respect verdiende in het buitenland. We zijn een gidsland vonden we zelf, tegengeluiden hoorde ik niet. Als we in Duitsland, het toenmalige Joegoslavië of in Spanje een borrel dronken op vakantie en in aanraking kwamen met de lokale bevolking ging de conversatie vaak niet verder dan: ‘Holland is gut, Johan Cruijff en ‘flat and rich country’, later kwam daar de waardering of afkeer van het liberale drugsbeleid bij. Natuurlijk was Nederland goed, we waren de toeristen die geld in het laadje brachten, dus we werden echt niet geschoffeerd. We zijn het in grote getalen blijven geloven. Echter de laatste tien jaar stappelen de tegengeluiden zich op met als gevolg dat we gereduceerd worden tot een gewone natie met voor- en nadelen. Dat is maar goed ook want onze heimelijke superioriteit als gidsland is volstrekt belachelijk. Als een discussie hoog oplaait, wil ik nog wel eens zeggen. “Alle vooroordelen die wij hebben ten aanzien van de Duitsers zijn ook op ons van toepassing. Er is een verschil, Duitsers hebben over het algemeen beleefdere omgangsvormen, terwijl ik ons zelf af en toe wel heel horkerig vind. Het heeft wederom beide zijn voor- en nadelen.”

Terug naar het Asielverhaal van Karamzadeh dat begint in 1994 als hij aankomt met zijn toenmalige vrouw en 7 maanden oude dochter. Ik kan u verklappen het komt uiteindelijk procedureel allemaal goed. Karamzadeh krijgt zijn verblijfsstatus. Karamzadeh heeft het boek geschreven voor zijn dochter die inmiddels 17 jaar is en zich misschien geen voorstelling kan maken dat ook zij onderdeel is geweest van de Nederlandse asielprocedure. Mahmoud Karamzadeh is gescheiden en heeft een CV dat bewijst dat hij zich een positie in de Nederlandse samenleving heeft weten te verwerven. Zijn boosheid is na ruim zestien niet verdwenen.

Een asielverhaal dat ons een spiegel voorhoudt, we moeten het eigenlijk allemaal lezen, zeker met bovenstaande intermezzo in het achterhoofd. Want wie enige kennis heeft hoe wij omgaan met vreemdelingen, hoe enorm bureaucratisch onze instellingen werken en hoe ‘slecht’ er gekeken wordt naar de invidivu, zal begrijpen dat Karamzadeh ons geen veren in de reet steekt. Integendeel, ik vind namelijk ook dat we ons moeten schamen.

Op pagina 14 schrijft de auteur:

‘Wij waren niets. Wij waren asielzoekers die een bevel moest volgen. Ik had geen stem. Wanneer ik, op dat moment, rondkeek zag ik niets anders dan kale politiemannen in witte hemden. Niet dat zij niet lachten, maar ze deden wat zij moesten doen. Niemand luisterde naar ons. Zo te zien stond een leger klaar om mijn soortgenoot bij te staan, maar interessant genoeg met fijn gedefinieerde procedures. Er was geen speld tussen te krijgen. Mensen die mij hielpen, leken mij fantastische robots. Wij werden omsingeld door lachende robots.’

Mahmoud Karamzadeh

Een Asielverhaal in Nederland

Ervaringen van een voormalig asielzoeker uit Iran

Uitgeverij Boekenbent

2011

Vreemd genoeg begon voor mij vanaf dat moment het boek en niet als het vechten tegen een verwijt van een ‘buitenstaander’, maar vooral als een feest der herkenning. Ik ervaar Nederland en haar overheidsdiensten, met name de geestelijke gezondheidszorg en het onderwijs, als logge domme instanties die geen mensen helpen, maar procedures afwerken en iedereen die buiten de mal van die procedure valt, heeft een groot probleem. Ik hoefde niet wakker geschud te worden door ene Karamzadeh, eigenlijk zou ik mee willen schudden op basis van soortgelijke ervaringen. En dat doe ik op een ander blog namelijk: www.dolgedraaid.wordpress.com

Weer terug naar het Asielverhaal. Net zoals een recensent door het schrijven van een recensie vooral zichzelf blootgeeft, zo geldt dat ook voor het ‘antropologische’ commentaar van een voormalig asielzoeker. Qua inhoud kan ik de auteur dus goed volgen, maar de vorm waarin het boek gegoten is, de wijze waarop juist deze man gekozen heeft voor bijna letterlijk vechten naar een goed einde van de procedurere voor hem en zijn familie, zegt ook iets over de man zelf. Want zou een Angolees precies hetzelfde ervaren, of een Senegalees of iemand uit Birma? Ik denk het niet. Zou iedere Iraniër hetzelfde ervaren hebben? Alleen al het verschil tussen mannen en vrouwen, tussen een elitaire bovenlaag uit het land van herkomst of minder fortuinlijken. Kortom legio van verschillen. Waarom deze nuancering? Ik begon dit stuk met de vermelding dat een recensie iets zegt over de recensist. Zelf heb ik ervaring als vrijwilliger in een Asielzoekerscentrum (AZC), heb drie jaar gewerkt op een gespecialiseerde psychiatrische afdeling voor vluchtelingen en asielzoekers en in mijn huidige werk als reclasseringswerker kom ik soms ook (voormalige) vluchtelingen tegen. Gewild of ongewild vormen zich dan (voor)oordelen over groepen van vluchtelingen, noem het gemakzuchtige karakteriseringen. Karamzadeh voldoet in mijn optiek aan de karakterisering van (de bovenlaag) van Iraanse mannen: ‘Uiters beleefd, zeer trots en overtuigd van zichzelf.’ Nuttige eigenschappen om bijvoorbeeld een bijna hopeloze asielprocedure vlot te trekken. In plat-Nederlands zouden we zeggen dat Iraanse mannen de neiging tot (zeer) lange tenen hebben.’

Dat neemt niet weg dat de auteur ons in ieder geval een zeer nuttige spiegel heeft voor gehouden, maar wel een spiegel op Iraanse leest gebouwd. Het geeft een impressie van de werkelijkheid, maar is niet louter een natuurgetrouwe weergave. Het zou goed zijn dat ieder land een fictieve lachspiegelzaal laat bouwen met spiegels vervaardigd door een zeer divers pluimage van buitenlanders. Het laat je even onbedaarlijke lachen, vervolgens goed nadenken en al die ‘rare’ spiegelbeelden samen moeten een goede voedingsbodem zijn voor een betrouwbaar (nationaal) zelfbeeld.

Zoals iedere boekervaring, krijgt ook dit boek een cijfermatige waardering van mij. Ik geef het boek een dik verdiende 8, niet zozeer om de literaire kwaliteiten, wel omdat het boek mij geestelijke op een prettige manier een tijd heeft bezig gehouden.

================================================================

Interesse in eerder verschenen boekervaringen, dat kan. Nu in één overzicht bij elkaar, volg de link.

HEER, Gadverdamme

‘Heer, wat kan ik voor u doen’  Na het uitspreken van zo’n zin door  bijvoorbeeld een marktkoopman krijg ik acuut rode pukkeltjes op de meest onverwachte en ongewenste plaatsen. Het liefst loop ik weg met een arsenaal scheldwoorden achterlatend bij de marktkraam. En ik kan u verzekeren, het zijn geen lovende woorden die ik er dan uit zou willen kramen. De arrogantie die nergens op gebaseerd is bij zo’n gast stuit me tegen de borst. Zelfs als ik standaard in een krijtjespak loop van een gedateerde snit, een vlinderdas draag en een overjarige potloodventerjas, zelfs dan vind ik de verachting die het woordje Heer met zich meebrengt ongepast. En ik draag helemaal geen pakken en stropdassen. Ik durf zelfs te beweren, zonder mezelf tekort te doen, dat het etiket ‘middle of the road’ qua uitstraling goed bij me past. Noem me dan gewoon mijnheer of begin van mij part gewoon te ‘jij-en’ en te ‘jou-wen’. Ik wil geen ‘Heer’ horen, gadverdamme.

Ik weet niet of dit voor de mannen die dit lezen herkenbaar is of zoek ik er te veel achter? Het gebruik van het woord Heer heeft zoiets van een achterhaalde klassenstrijd, maar dan andersom. Ik besef me terdege dat in vroeger tijden ‘het plebs’ de pet diende af te doen als iemand van de gegoede klasse langskwam. In het meest gunstige geval kregen ze van de ‘Heer’ in kwestie in minzaam knikje. Niet meer van deze tijd, maar ook met ‘Heer’ op de markt te worden aangesproken heeft iets heel vileins. Deze ‘Heer’ hoort niet tot ons soort lijkt het uit te stralen. Deze ‘Heer’ ziet eruit nog nooit gewerkt te hebben. Deze ‘Heer’ is zo’n typisch geval die de fijne handel niet begrijpt of zelfs dwarsboomt. Deze ‘Heer’ heeft natuurlijk lekker uitgeslapen op zaterdagmorgen terwijl ons soort, de marktkoopmannen al lang uit de veren waren. Kortom, ‘Heer’ is van een minderwaardig ras en dat zullen we hem ook nog eens laten merken. Is net zoiets als ‘mevrouwtje’ voor vrouwen alleen dan weer anders.

Voor het gemak en de herkenbaarheid noem ik de marktkoopman, maar ook in garages of de wat kleinere ‘Doe het zelf’ zaken kan je deze uitsluiting ten deel vallen.

Na het benoemen van de onderdelen die bij de grote beurt noodzakelijk vervangen moesten worden, kijk je ietwat wazig. Je vertrouwt erop dat alles netjes en eerlijk is gegaan. In een overmoedige bui stel je nog een kleine vraag ter verduidelijking. Het korte exposé dat volgt is al de aanloop naar een denigrerende afscheidsbegroeting.

‘Heer, uw auto is weer helemaal pico bello.’

Ik ga dan bijna over mijn nek en hiervoor is zeker niet de veel te hoge rekening verantwoordelijk. Het gilde der ‘mannetjes’ voor de klussen thuis, op zich al een gadverdamme-term ‘mannetjes’, die kunnen er ook wat van als je niet uitkijkt. In één oogopslag hebben ze je linkerhanden op waarde geschat en het dedain is dan niet van de lucht. ‘Heer, als ik zou U zijn, dan heeft het zijn voorkeur om ook de hele ketel maar te vervangen.’

‘Nou voorlopig is de lucht uit de radiotoren voldoende, toch?’

‘Zoals ù, wenst Heer.’ Op een bastoon wordt ‘Heer’ er bijna uitgebraakt.

Als misdienaar herinner ik me de volgende zinsnede in de missen. ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden.’ Tegenwoordig kan ik erg onpasselijk worden bij het misbruik van het woord ‘Heer’ en ik ben dan nog niet eens lid van de Bond tegen Vloeken.  Integendeel. HEER, driewerf gadverdamme.