Beek- en Bultpad met de grote kleine.

20200610_140652Ik viel van mijn stoel van verbazing of om in stijl te blijven, mijn klomp brak. Na het verdedigen van een schoolopdracht over export van Calsberg bier naar Kenia via ZOOM, Skype of Teamspeak, kwam mijn oudste zoon beneden met een goed resultaat. ,,Pa, wat ga je vanmiddag doen.” Hij noemt me altijd bij mijn voornaam die grote kleine van ons, maar dat past niet zo lekker in het verhaal. Hij wist dat ik vrij was. Ik gaf hem te kennen dat ik tot twaalf uur zou werken en daarna een klompenpaadje zou pakken. ,,Zal ik meegaan?” Tja, dè dag was aangebroken. Het heeft 25 jaar geduurd, maar ik mag het meemaken dat hij vrijwillige met zijn vader een klompenpad wil betreden. Hij die nooit wilde wandelen als kind, of het moest met een nadrukkelijke belofte dat er aan het eind een Horecagelegenheid zou zijn. En dan was het vaak nog feest met 100 keer de vraag of we er al zijn. Hij die bij een route toch heel graag wist hoe die precies liep en boos werd als er een fout in zat of erger nog, dat zijn ouders zich ergens vergisten. Hij die buiten stadswandelingen, veelal op zich zelf, de laatste 15 jaar toch geen bos meer is doorgelopen, hij die wat meewarig kijkt als zijn vader beweert dat hij alle 121 paden wil gaan lopen en het inschat als een seniorenziekte. Hij zegt in alle onschuld en oprechtheid mee te willen.20200610_151354

 

Ik had Wekerom op het oog, het Beek- en Bultpad. Hij vindt het allemaal best geloof ik, al is het in Roodeschool. We kozen er voor om tegen de klok in te wandelen, zodat we na 60% konden beslissen om een verlenging in te lassen. Prompt liepen we de route in de andere richting zodat we de keuze al sneller moesten maken. Ik liet de keus bij hem. Hij dacht blijkbaar niet overdrijven, ik houd het bij de korte variant. Zo’n 10 kilometer keuvelen met mijn zoon en dat gaat overal over. Politiek, economie, voetbal, corona en soms ook over de dingen die hem opvallen. Hij zag veel vrouwen in rokken en vroeg, waarom moet je van de kerk rokken dragen als vrouw? Daar kon ik het antwoord niet op geven en hij vond het blijkbaar niet interessant genoeg om het al wandelend even te googelen. Dat deed hij wel op het einde toen we langs de plaatselijke FC liepen. Hij zag op het hoofdveld van SDS 55 een reclamebord dat de club gesteund werd door het Legioen. Het Legioen? Ja er is maar één Legioen en dat is die van Feyenoord. Een groot pluspunt vonden we allebei. Tegelijkertijd wist hij te vertellen dat er een grootheid van de club zou stoppen vanwege werkverplichtingen, hoe ze staan in de competitie en dat 2014 een inktzwarte bladzijde was in de historie van SDS ’55. Door ongeregeldheden zijn ze uit de competitie gehaald. Mijn zoon is een wandelende Wikipedia over bijna alle onderwerpen en zoals gezegd, weet hij het niet dan lepelt hij het ter plekke wel even op. Zo geeft hij ongevraagd de prijs van een te koop staand huis en meldt dat ik die niet kan betalen. De mooie omgeving zal zeker een rol spelen bij die prijs.

20200610_145525

Samen wandelen we door de weilanden, de bossen en op de bult van Wekerom dat aangeeft het middelpunt van Nederland te zijn. Die heb ik al eens vaker gezien. In Amersfoort vinden ze dat ook en er schijnt eveneens in Lunteren onweerlegbaar een middelpunt van Nederland te zijn. Ik schud mijn hoofd, wetenschappelijk kan ik niets weerleggen of bevestigen. Eigenlijk is er maar één middelpunt en dat ben ik zelf, of voor mijn zoon hijzelf en zo is iedereen zijn eigen middelpunt. Het kan ook niet anders want je beziet het leven vanuit je eigen leef- gevoels en kijkwereld en dat is deze middag in Wekerom wonderwel prettig gegaan. Al vindt die kleine grote wel dat ik iets te veel foto’s maak.

20200610_152718

Begrip, van de dag (200) Volwassen gedrag

 

20160708_222225

 

VOLWASSEN GEDRAG

 

Nog een paar uur en ik ben vader van louter volwassen kinderen. Mijn jongste wordt 18 jaar. Toen het nog zo’n hanteerbaar kereltje was, die over je heen kroop, op je rug danste of met een soepele zwaai op je nek te zetten was, waarschuwde ik hem al. Of beter gezegd hij moest een belofte doen, namelijk nooit groot te worden. Hij beloofde het plechtig terwijl we verder stoeiden. Hij heeft zich er niet aan gehouden. Slechts luttele centimeters kleiner dan ik en gelukkig tientallen kilo’s lichter is ie toch 18 aan het worden. Hij is bezig zijn appel- en worteltaart te bakken voor morgen. Zijn meissie is al gearriveerd om er om 12 uur bij te zijn. Officieel is hij straks volwassen.

Natuurlijk blijven het je eigen kleine purken, zeker zolang ze nog thuis wonen. Misschien dat het anders wordt als ze echt uitvliegen en je ze niet dagelijks meer mee maak. Zo lijkt het me best treurig als je moet toezien dat je zoon van vijftig, te dik en al heel behoorlijk grijs is. Ook die is ooit een kleine purk geweest, maar ik mag aannemen dat mijn ouders in mij de volwassen kerel zien en niet meer dat kleine ventje van vroeger. Volwassen worden is trouwens een heel raar fenomeen. Ik was altijd in de veronderstelling, naïef als ik was, dat volwassen gedrag vooral het uitblijven van kinderachtig gedrag zou zijn. Ik kon niet wachten om 18 te worden. Niet om mijn rijbewijs te halen of om naar dubieuze films te mogen. 18 worden betekende vooral niet meer omgeven te zijn door kinderachtigheid.

We zijn nu 32 jaar verder, maar al in de eerste jaren van volwassenheid of wat er voor door moet gaan, wist ik het al wel. Kinderachtigheid is nog alom vertegenwoordigd, ook in mijn zogenaamde volwassen leven. Misschien kun je zelfs stellen dat het niet minder is geworden. Nu wil ik ook niet pleiten dat we ter compensatie het kind in ons moeten houden. Daar wordt de wereld ook echt niet beter van, maar dat is nog altijd beter dan kinderachtigheid. Ik weet niet hoe mijn jongste dit ervaart, volgens mij is hij veel stoerder dan ik me voelde op mijn 18e. Maar misschien is dat wel eigen aan 18, stoer en volwassen gedrag vertonen, maar eigenlijk nog het liefst een kleine purk zijn. Een kleine purk die niet de stukjes van zijn vader leest.

 

 

K*tjelekker25, veel is er in veertig jaar niet veranderd

De herinnering aan je eigen geboorte is voor de meeste mensen een onmogelijke opgave. Tenminste, dat is mijn mening, al beweren kleine groepjes spirituelen het tegendeel. Je eigen komst op Aarde is een enorme leegte die hooguit opgevuld kan worden met de informatie die je ouders kwijt willen. In mijn tijd was het nog niet gebruikelijk om van de bevallingssereniteit een multimediaal circus te maken en de kraamvisite te trakteren met foto’s en video’s van het moment suprême. Ik geloof dat ik niet rouwig ben over het gemis van de beelden van mijn Aardse landing.

In tegenstelling tot de geboorte, behoort een bezoek aan je geboorteplaats wel tot de reële mogelijkheden. In mijn geval is dat Heel, nabij Roermond. Soms zijn er momenten dat je heel even een glimp wil opvangen van het huis waar het eens allemaal begon. Een rationeel argument voor deze oprisping kan ik niet bedenken. Maar goed, de ratio van het leven zelf is niet altijd even gemakkelijk, echter omdat levenstwijfel zo’n vermoeiende bezigheid is, zoeken we maar naar wat verstrooiing. Bijvoorbeeld in een weekend met je zoon langs je geboortehuis rijden. In het Limburgse Heel dus.

Welwillend zit je zoon naast je in de auto, na een lunch op het marktplein in het nabij gelegen Belgische Maaseik. Samen keuvelen we een beetje, de radio is aan met hedendaagse muziek. Het is behaaglijk warm in de wagen, in tegenstelling tot de natte waterkou in het Limburgse Maaslandschap.

‘ Zullen we even naar mijn geboortehuis rijden?’

‘ Is goed, maar zijn we daar acht jaar geleden ook al niet geweest?’

‘ Goh, weet je dat nog?’

‘ Ja, maar ik wil er nog wel eens heen.’

Bij binnenkomst in Heel is het noodzakelijk om de plaatselijke plattegrond even te raadplegen, want de weg weet ik niet meer. Ik heb dan ook maar 18 maanden in Heel gewoond. De zachte G is ook niet aan me blijven kleven. Gelukkig is het een klein dorpje en het adres is zo gevonden.

Ondertussen vermaakt mijn zoon zich met het lezen van de routernamen in de omgeving. Via zijn mobiele telefoon kan hij al rijdend alle draadloze internetverbindingen traceren. Vaak hebben deze verbindingen voor de hand liggende namen die refereren naar de naam van de bewoners van het pand. Het was ons al opgevallen dat naast Janssen, de naam Gijssen en Hendriks veelvuldig voorkomen. Soms wordt slechts het adres de routernaam en in enkele andere gevallen is er iets creatievers bedacht.

‘ Pierke, Ge Fransen, vlaaibaai, Janssen.’

De namen in Heel worden opgelezen via het mobiele wonder van mijn zoon.

‘ We zijn er bijna.’

Mijn zoon kijkt op en zegt terecht dat het niet zo’n beste buurt is.

‘ Och, dat valt wel mee,’ zeg ik tegen beter weten in.

De vorige keer was het me al opgevallen dat de straat waarin ik geboren ben er wat sjofel uitzag.

‘ Gewoon een arbeidersbuurt, niets mis mee.’

Mijn ouders, komend van ver buiten Limburg, waren altijd erg content met het nieuwbouwhuis dat zij toentertijd betrokken. In de tijd van woningnood van de jaren zestig was een knap huisje belangrijker dan een baan. Toen het huis via een landelijke advertentie gevonden was, werd de baan er gewoon bij gezocht.

‘ Frans Schoenmaker, Arie&Truus, Kutjelekker……….hè?

Mijn zoon barst in lachen uit.

‘Die zijn niet wijs, Kutjelekker25, dat doe je toch niet? Wat een kansloze lui. Op welk nummer ben jíj geboren pa?’

‘ Op nummer 25.’

De hilariteit was compleet. Met een korte blik op het huis, de vleselijke voorkeur van de huidige bewoners tonend, rijden we maar door, de verloedering achter ons latend.

‘ Het is niet meer wat het geweest is,’ verweer ik me zachtjes zonder dat mijn zoon het hoort.

De laatste zin blijft in mijn hoofd hangen. Hoe was het eigenlijk, toen, in het jaar 1966?

Over Heel heb ik altijd lovende verhalen gehoord als het gaat om het eerste huis van mijn ouders. De omgeving vonden ze bovendien geweldig, maar daarmee hield de loftrompet over Heel eigenlijk wel op.

Ze kwamen uit Amsterdam en Utrecht en hadden inmiddels geroken aan de vrijheden die beginjaren zestig aan het ontluiken waren in Nederland. Zelf kwamen ze beide uit degelijke katholieke gezinnen uit het oosten des lands, dus eerst netjes trouwen en dan pas samenwonen. Met deze Roomse bagage dachten ze het wel te redden in Limburg. Het viel wat tegen. Mijn moeder heeft nog een tijdje gewerkt als verpleegkundige in een verzorgingstehuis voor nonnen. Menigmaal heb ik het verhaal gehoord dat de oude besjes pas dan bediend werden, hetgeen voor een plaats in het Hemelse Rijk een voorwaarde was, als het testament aan de kerk werd overgemaakt. Mijn vader was als gediplomeerd verpleegkundige aangetrokken in de zwakzinnigenzorg dat tot die tijd bestierd werd door Broeders. Ik durf niet te zeggen van welke orde ze waren, maar Broeders van Liefde voor de verstandelijk minderbedeelden waren ze zeker niet. Het vergelijk met het hedendaagse Roemenië wil ik niet maken, maar veel beter was het niet. Waarschijnlijk wel schoner, maar daar was dan ook alles mee gezegd.

In het Roomse Heel was het toen nog zeer ongebruikelijk om weerwoord te bieden tegen de geestelijkheid. Maar met diploma en eigentijdse kennis op zak, heeft mijn vader dat toch met regelmaat gedaan. Het is hem uiteindelijk duur komen te staan.

Naast de werkkring, beleefden ze ook weinig vriendschappelijke contacten met dorpsgenoten, uitzonderingen daargelaten. Ze waren ‘Òlanders’ en voor de gemiddelde bewoner van Heel deugden de Maastrichtenaren eigenlijk al niet. Mijn ouders hadden het gevoel dat ze met de nek aan werden gekeken. De hang naar hun beider roots werd snel groter. Een telefoon hadden ze nog niet, want voor een aansluiting moest rekening worden gehouden met een wachttijd van twee jaar of meer. Noodgedwongen fietste mijn vader met enige regelmaat naar het nabij gelegen Thorn om met de familie te bellen. Het alternatief was de telefoon in het plaatselijke postkantoor waarbij iedereen kon meeluisteren.

Hoewel het aan hun kerkgang niet heeft gelegen, hebben ze snel na de geboorte van mij en mijn broertje het Rijke Roomsche Limburg achter zich gelaten.

Een van de positieve uitzonderingen was de buurvrouw van mijn ouders, die van nummer 23. Niet dat ze goede vrienden zijn geworden, maar toch ze hadden een band, vooral mijn vader. Uiteraard met volledige instemming van mijn moeder. De buurman is een ander verhaal. Die zoop en sloeg zijn vrouw. Tegenwoordig zouden we dat huiselijk geweld noemen, toen blijkbaar niet. Ook ‘Blijf van mijn lijf’ huizen waren nog niet in zwang. Deugdelijke zwakzinnigenzorg moest trouwens nog uitgevonden worden.

De buurvrouw en buurman bleven gewoon bij elkaar en mijn ouders konden ongewild delen in lief en leed van het Limburgse burenpaar. Ik weet niet of de buurvrouw een knappe verschijning was. Ze had ze in ieder geval niet allemaal op een rijtje. Zo liep ze iedere keer naar buiten als mijn vader de tuin aan het sproeien was. De planten moesten nog groeien, het waren immers nieuwbouwhuizen, dus van enige privacy was geen sprake, daaraan werd gewerkt middels het sproeien. Ze bukte zich omslachtig met haar achterste naar mijn vader, die uiteindelijk bezweek voor de verleiding en de tuinslang richtte op de billen van de buurvrouw, die het uitgilde van plezier.

Op zondag had ze echter andere verplichtingen. Na de kerkgang gingen de dorpsbewoners uiteraard naar de kroeg of naar de kruidenier, die toen nog open was. Een enkeling had andere plannen. Via het achterommetje klopte ze bij de buurvrouw aan, om een half uur later weer te verdwijnen. Of buurman hier weet van had, vertelt het verhaal niet. Hij zat op dat moment in de kroeg, misschien wel van het geld dat zijn vrouw verdiende.

Eenmaal vergiste zich een klant en klopte bij mijn moeder aan met de vraag in onvervalst Limburgs:

‘ Doet de naaimachine het nog een beetje?’

Hij is onverrichter zaken weggegaan.

‘Kutjelekker25, kutjelekker25………’

Eigenlijk is er niet zoveel veranderd in die ruim veertig jaar. Toen was het ‘kutjelekker23’. Het was nog niet via een mobiel te traceren, maar veel katholieke mannen uit Heel wisten het wel degelijk te vinden.