Vieze praatjes

 

 

Verbazing en verwondering zijn eigenschappen die in de wetenschap hoog in aanzien staan. Naast doorzettingsvermogen zijn het deze eigenschappen die de mensheid verder brengen. Tenminste zo heb ik het altijd begrepen. Nu ga ik met dit stukje niet beweren dat dit een eerste aanzet is tot wetenschappelijke vooruitgang. Integendeel, eigenlijk is het een heel vies praatje. Toen ik hierover begon tijdens het eten, werd mijn betoog een halt toegeroepen. ,,Zoiets zeg je niet tijdens het eten.” Misschien hebben ze gelijk, maar mijn staat van verwondering was groot. En waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Eigenlijk moet de titel ‘de wondere wereld’ heten, maar voor het aantal hits bekt, vieze praatjes toch beter. Het is aan de lezer om dit te beoordelen.

 

Wat is het geval? Onze hond heeft maag/darmproblemen. Dat is vervelend voor ons en onze viervoetige huisgenoot. Als de nood ’s nachts onhoudbaar is, blaft ze één keer kort en we weten dat ze er even uit moet. De volgende dag vinden we op verschillende plekken, bruine pannenkoekjes. De pannenkoekjes zijn mooi gekleurd besuikerd met een zwerm strontvliegjes. Groen, blauw en violet contrasteren met de bruine substantie die onze Pippa had achtergelaten. Tot zover is er geen sprake van verwondering, slechts louter feitelijk constateren. Ook dit is een belangrijk onderdeel van het wetenschappelijk proces trouwens. Wat mij enorm intrigeert is de snelheid waarmee hele volksstammen strontvliegen hun buit opsnorren. Ongelooflijk vind ik dit fenomeen. Je ziet ze niet, je huisdier ontdoet zich van zijn last in de vorm van poeppaté of poepsoep, en nog geen tien seconden later toont zich het Walhalla van de strontvlieg.

 

Waar komen die beestjes vandaan. Ik zie ze normaal gesproken nooit, maar ze moeten ongemerkt toch in de buurt zitten. Terwijl je rustig de krant leest in de tuin staat een compagnie strontvliegen klaar om alle overlast tot een feestmaal te verklaren. Ze verstoppen zich blijkbaar goed, of ik kijk niet goed? Af en toe een enkel exemplaar kom je wel eens tegen zonder enige aanleiding, maar verder. Ik vrees trouwens dat als iemand ze vaker om zich heen heeft dwarrelen een kritische zelfcontrole over de eigen hygiëne noodzakelijk is. Hoe doen die strontvliegen dat in zo’n drastisch tempo? Waar verstoppen ze zich? En welke beestjes zijn er nog meer zo talrijk om ons heen, zonder dat we het opmerken.  Mijn tijd voor wetenschappelijk onderzoek is geweest, zeker op biologisch gebied ben ik nooit verder gekomen dan zes VWO. Maar ik houd me aanbevolen als iemand in dit stukje de aanzet ziet voor enig promotieonderzoek. Graag hoor ik de resultaten. En wees nu eerlijk, dit is toch geen vies praatje?

Begrip, van de dag (160) Monogame Merels

20160428_203234

 

 

MONOGAME MERELS

 

Het is weer zo ver dit jaar, het stel zit weer te vozen in de bosjes. Tenminste dat hebben ze gedaan, want nu is het een af en aanvliegen om elkaar te voederen en de eitjes warm te houden. Ik hoor nog geen gepiep, dus ik neem aan dat de jonkies nog niet uit het ei zijn gekropen. Ik bedwing mijn nieuwsgierigheid om te kijken, want ik laat moeder en vader merel maar met rust. Ze zijn zo druk in de weer met hun bedoeninkje, ze schrikken vast als ik een kijkje neem. Ze zullen vast niet begrijpen dat het voor een goed doel is namelijk het 160e blogje in deze serie ‘Begrip van de dag’. U zult aan de hand van de foto moeten geloven dat ze er huizen, misschien dat ik ze nog kan portretteren voordat het donker is en voordat dit stukje af is.

Ik neem tenminste aan dat het ieder jaar steeds hetzelfde koppeltje is. Het schijnt dat merels monogame beestjes zijn, ze blijven bij elkaar en delen lief en leed tot de dood ze scheidt. Dat is in de dierenwereld nogal een dingetje, want volgens mij zijn de meeste zoogdieren, vissen maar ook vogels niet vies van om naast de pot te piesen. Die monogame levenshouding verbaast me, want merels hebben geen waarden en normen die ze ontrouw verbiedt. Merels worden niet geteisterd door een geweten of ego die het verbiedt of juist aanmoedigt om het met de buurvrouw of man te doen. Ze blijven elkaar trouw en hebben daar blijkbaar geen last van.

Die trouw van een merel, zou dat genetisch bepaald zijn? Ze zijn tegenwoordig zo ver in de bepaling van genetische eigenschappen, misschien kan onderzoek via de merel vredelievende toepassingen voor de mens opleveren. Nu ga ik niet prediken dat iedereen netjes met zijn tengels van andermans wijf moet afblijven, maar een beetje meer trouw aan je omgeving of de mensheid zou geen slecht idee zijn. Toch? Trouwens voor de zekerheid heb ik nog even opgezocht of de merel daadwerkelijk monogaam is. De bronnen zijn het er niet over eens. Met zekerheid kan ik stellen dat de knobbelzwaan wel monogaam is. Als die bij mij in de tuin zouden bivakkeren zal dat ongetwijfeld mooiere foto’s hebben opgeleverd. Maar ik moet die beesten niet in mijn tuin. Zwanen zijn agressief als ze broeden, bovendien zijn het verschrikkelijke schijtlijsters.

16. GESPREK VAN MAN TOT MAN uit de serie de kabbelende 100

Ik zie mijn zoon denken, terwijl hij netjes de tafel dekt. Het is niet die manier van denken waarbij moeders heel empathisch gaan vragen ‘Is er wat?’. Dat werkt trouwens meestal niet bij 15-jarigen. Ook mijn vaderinstinkt springt niet op oranje om hem een goedmoedige dreun op zijn schouder te geven en een serieus man-to-man gesprek te voeren. Hij kijkt niet bezorgd, een vage glimlach ontvouwt zich. Het lijkt vooral dat hij iets aan het uitbroeden is. Hij heeft nogal een filosofische inslag. ,,Pa, er zijn in Nederland nogal veel honden?” Ik bevestig zijn vraag. Sinds twee jaar zijn wij ook in het bezit van een hond. Het is dus niet gepast om te keer te gaan tegen hondenbezitters. De vraag is eigenlijk nogal een open deur en het wetenschappelijke, zoals ik zijn blik beoordeel, komt er niet uit. Tenminste nog niet. Ondertussen kijken we beide naar de doezelende Pippa.

2014-01-08 14.41.31

Terwijl ik verder ga met koken, komt hij bij me staan en stelt de vraag. ,,Denk je dat wij over 3 miljoen als mens nog bestaan?” Ik proef een hoger existentiële lading dan bij de eerste vraag. Ik murmel een beetje dat ik dat natuurlijk ook niet weet, maar het is niet ondenkbeeldig dat de mens dan niet meer bestaat. Zoveel kennis heb ik ook wel van de evolutie-leer. Mijn zoon bevestigt instemmend en zegt, meer tegen zich zelf dan tegen mij: ,,Misschien is er dan wel een andere levensvorm?” Ik knik slechts.

,,Stel dat wij helemaal weggevaagd zijn, net zoiets als in Pompeii en ze doen dan onderzoek, misschien breken ze hun hersenen dan wel met de vraag hoe zullen die viervoeters toch al die huizen en flats hebben kunnen bouwen.” Ik moet even schakelen maar barst dan in lachen uit. Ik vul hem aan dat ze ook wel hele rare huisdieren hebben op twee benen. Samen lachen we verder om het idee van wetenschappelijke onderzoek door andere levensvormen. Ook over de nuchterheid ten aanzien van de hedendaagse wetenschap, met name op het gebied van historie, want dat is voor een deel ook maar zoeken naar de ontbrekende puzzelstukjes en interpreteren. Stel dat we van het het ene moment op het andere weggevaagd worden, dan zien ze twee tweevoeters in de weer met pannen en potten en een liggende viervoeter. Tja, hoe zal dat in de toekomst geschiedkundig geïnterpreteerd worden? Het was een heel aardig man-to-man gesprek over mankind.