Begrip, van de dag (156) Vergankelijkheid

20160421_130504

 

 

VERGANKELIJKHEID

 

Er zijn van die dagen dat ik mijn centjes mag verdienen in Enschede. Flexibilisering van de arbeid noemen ze dat. Nu moet u niet denken, goh wat sneu Enschede helemaal. Enschede is best leuk, zo af en toe en het is echt niet het einde van de wereld, want daarna komen Duitsland, Polen en Rusland ook nog als je verder oostwaarts gaat. Dus Enschede is geen straf. Ik mag me dan voegen bij collega’s die kantoor houden in een naoorlogs pand dat aan alle kanten wel een uitgeleefde indruk maakt. Het was vroeger een woonhuis en er is qua bebouwing hier en daar wat tegen aangeplakt. Je moet toch wat om de arbeidsproductiviteit gestalte te geven.

Maar om nu te zeggen dat ik voor die misschien tien of vijftien keer dat ik in Enschede ben geweest een binding met het gebouw heb, gaat te ver. In het kader van de stadsvernieuwing en verbetering gaat het gebouw tegen de vlakte. Ik geloof niet dat er zich actiegroepen hebben opgeworpen om het gebouw te redden. 11 mei is de laatste dag in dat pand, mijn volgende gang naar Enschede zal in een arbeidstechnisch verantwoorde kantoortuin zijn. We zullen het wel beleven.

Het gebouw gaat tegen de vlakte. Geen sigaretjes meer roken op het balkon en constateren dat ook een stad als Enschede best veel verkeerslawaai heeft. Geen kijk meer op de Stadsschouwburg of de trein naar Gronau. Maar ik geloof niet dat als ik dertig jaar verder ben, dat ik in een weemoedige bui zal zeggen, dat ik hier heb mogen werken. Maar wat ik wel zal missen is de boom in de tuin. Om de zoveel tijd kwam ik dus en zag de boom in een ander stadium. De laatste keer dat ik rookte op het balkon zei de boom tegen me “nog eventjes en dan sta ik weer te schitteren”. Vandaag bleek dat ik het moment suprême  gemist heb. Je kon nog slechts zien, net zoals bij sommige vrouwen, dat moet een hele mooie vrouw zijn geweest. Ik dacht slechts, wat jammer dat ik je niet in volle tooi heb gezien. Met het gebouw zal ook de boom verdwijnen en daar kan ik dan melancholisch van worden. Niet het gebouw, maar de boom dicteert voor mij het vergankelijke. Ik wist het niet, maar een collega meldde dat het een magnolia was. Nu dan, vaarwel magnolia.

27. VERGANKELIJKHEID uit de serie de kabbelende 100

 

In de afzichtelijke dossierkast, ooit gekregen als afdankertje, is nog veel werk te verrichten. Dat is voor later. Bovenop die kast is het stofvrij, de spinnenwebben zijn verwijderd en er staat helemaal niets. Maar niet voor lang, want helemaal niets is ook maar niets. Bovendien heb ik nog wat snuisterijen die nog een plekje behoeven. Ten eerste heb ik al enkele jaren twee heel onhandige kandelaars. Een keer stoten en de met Chinese tekens versierde kap ligt eraf. Volgens mij is dit een aanschaf van mijn wederhelft die inzag dat het een miskoop betrof. De kandelaars zijn dus gedegradeerd tot mijn werkhok. Ook een antiek klokje, volgens mij van Franse makelij, staat al vele jaren op mijn kamertje. Ooit heeft het gelopen, maar de laatste verhuizing heeft het niet overleefd. Als laatste een wereldbol, gekregen van Sinterklaas in 1978. Ik zeul het ding al heel mijn leven achter mij aan.

2014-03-01 14.51.59

Het levert een stilleven op, gemarkeerde tijd, de vergankelijkheid van de Aarde en de onhandige kandelaars. Waarom bewaart een mens dit? Van die kandelaars weet ik het niet. Ik vind ze lelijk, ze hebben geen waarde en enige emotionele band met de kitch heb ik niet. Samen met het klokje levert het min of meer een evenwichtig plaatje op. Het staanklokje is een cadeau van een tante van mijn wederhelft. Zij zou dus de emotionele waarde moeten koesteren. Echter omdat het een wrakkig ding is, zonder tijdsbesef, functioneert het nu als stilleven. Bij antiek denk je al snel aan waarde, ook al is het kapot. Ik durf er echter geen serieuze uitspraak over te doen. De globe heeft acht verhuizingen overleefd, maar niet ongeschonden. Ooit heeft het langdurig bij een gloeilamp gestaan. Bruine brandwegen zijn in de Indische Oceaan nog zichtbaar. Als kind dacht ik dat het een massieve houten bol was, maar een stuiter op de grond heeft me hard uit die droom gehaald. Het noordelijk halfrond past niet meer op het zuidelijk halfrond. Het kan verkeren met de wereld, maar niet met mijn aardbol. In de huiskamer is er geen plaats voor. Ik kan het billijken, maar voor een stilleven op mijn eigen hokje is de wereldbol goed genoeg. Of de snuisterijen op de afzichtelijke dossierkast voor altijd een verstild bestaan zullen leiden, waag ik te betwijfelen. Stofvrij zal het zeker niet blijven, maar ik zweer dat ik mijn globe mee zal blijven zeulen tot het absolute einde, mijn einde.