46. WAAR STAAT PAARS VOOR uit de serie de kabbelende 100

God, of wie dan ook straft meteen als je loopt te fucken met het koningshuis. Dat was mijn eerste gedachte gisteren 2 mei bij de volgende ronde in de tuin. Maak ik op 27 april nog 20150428_092802gekscherend gewag van een verwelkte oranje tulp als mijn ultieme bijdrage aan de Oranjeleut, mijn dag zou nog komen. Naast de verwelkte tulp stond een nieuw exemplaar op het punt van openbarsten, jong, krachtig en zo op het oog zeer rood. De Dag van de Arbeid zou snel gevierd worden overal in de wereld, behalve in het koningsgezinde Nederland. Ik kon niet wachten dat het gestaalde rode kader zich zou laten gelden in de vorm van een rode tulp. We zullen ze eens een poepie laten ruiken.
Nadat we 30 april gelukkig niet meer vrij zijn, heb ik op 1 mei ook hard gewerkt en me gekweten aan mijn dagelijkse bezigheden als loonslaaf. Niet gedacht aan (internationale) solidariteit, onderdrukking van de arbeidende klasse en andere revolutionaire gedachten. Niets van dat alles, gewerkt ten behoeve van de BV Thuis.

20150502_145855

Nu dat heb ik geweten, want dan neemt de voorzienigheid wraak, zoete wraak. De wannebee rode tulp weigerde rood te worden. Ik kwam erachter toen ik andermaal in de grond aan het wroeten was. Paars is het geval geworden, pimpelpaars en op dat moment wist ik het: Ik heb de Internationale Dag van de Arbeid verwaarloosd, niet alleen Oranjeleut langs me af laten glijden, maar ook de revolutionaire gedachten veronachtzaamt. Het schaamrood staat op mijn kaken, dat dan weer wel.

Waar staat paars eigenlijk voor? In de katholieke kerk heeft paars de betekenis van boetedoening. Paars als het broertje van rose heeft vaak ook een vrouwelijke betekenis. Tja, en dan de politiek, paars staat voor eens een onverwacht goed concept van samenwerking tussen de rooien en de liberalen. Das war einmaal! Tegenwoordig is het een impopulaire mix van verwaterde sociaaldemocratie en PVV-light liberalisme. Niemand lust het, maar we hebben geen alternatief. Een onverwachte aanwezige in de tuin. Ik geloof dat ik maar een rozenstruik met rode rozen ga planten, als boetedoening voor mijn (telepathische) afwezigheid op 1 mei en volgend jaar zal ik oogsten, rode rozen.

Dorus de Binnenboel en de mamoushkarevolutie

Al roerend in zijn derde mok koffie, kijkt Dorus apathisch naar het draaikolkje dat ontstaat door zijn eigen toedoen. De evolutionaire kwestie die hij zichzelf heeft aangedaan, enkele dagen geleden, houdt hem nog danig bezig. In plaats van kwiek aan de slag te gaan deze ochtend, wordt hij ernstig geblokkeerd door de netelige kwestie. Is de man in het huishouden wel bestendig tegen de evolutionaire eisen van de mensheid? Geeft hij zijn zoons hiermee wel het goede voorbeeld? Dorus twijfelt hevig, al zullen de Joke Smits, Cisca Dresselhuijsen en al hun vriendinnen zijn poetsijver, die staat voor eerlijke verdeling van taken tussen mannen en vrouwen, wel weten te waarderen.

“Verdomme dat ging net goed.”
Dorus roerde iets te hard en zijn volle bak koffie dreigde te vallen, maar door een snelle reactie weet hij een ernstige ravage te voorkomen.
“Ik heb altijd al goede reflexen gehad.”
Een flauwe, maar tevreden glimlach verschijnt op zijn gelaat om vervolgens plaats te maken voor een brede grijns.
“Eureka, ik heb het. Ik ben evolutieproof.”
Dorus komt voorlopig tot een werkbare definitie van de evolutie en zijn plaats daarin. De mate waarin mensen op een goede manier kunnen samenwerken, oftewel hun krachten bundelen tot synergetische hoogtepunten in de jungle van het leven, dat is de nieuwe weg voor Dorus. Zijn aanpassingsvermogen aan de nieuwe huiselijke omstandigheden, ondanks de rudimentair aanwezige jagersinstincten, dat moet zijn kracht zijn.”
“Daar moet ik het vanavond eens met Dora over hebben, benieuwd wat zij van deze nieuw verworven inzichten vindt.”

Het hebben van geen zin is dus slechts een kwestie van definitie, zoals alles in principe een kwestie van definitie is, bedenkt Dorus.
“Pijn en vernedering bijvoorbeeld, vraag het maar aan de mensen die een sadomasochistische voorkeur hebben en daarmee hun leven verrijken,” bedenkt Dorus opeens heel ruimdenkend, na de zelfbevrijding die hij zojuist heeft ondergaan uit zijn theoretische dilemma over de evolutie.

Vol goede moed wil Dorus een vrolijke CD met Braziliaanse liedjes pakken. Onvindbaar, mogelijk in het verkeerde hoesje gestopt. Naarstig gaat hij op zoek naar vervangende muziek en stuit daarbij op een verzameling van bekende klassieke werken. Een typische CD voor culturele onbenullen die op zijn tijd een stukje klassieke muziek hogelijk weten te waarderen zolang het maar door een ander zorgvuldig is geselecteerd. Hoewel Dorus een aantal componisten kent, weet hij daar veelal geen muziekstuk aan te verbinden en andersom.
“Och, dat is ook wel leuk voor het moment” en Dorus plaatst de CD in het mini-stereo-setje.

Terwijl Dorus wil aanvangen met het huishouden, wordt hij gevangen door de klanken die de kamer in denderen. De volumeknop stond bijna voluit en een klagelijk vioolspel komt uit de boxen. Heel teder, maar in zekere zin ook met een klagende teneur. Dorus luistert intens, zeker als de viool bijval krijgt van meerdere violen die zelfs enigszins dreigend klinken. In de muziek lijkt de dreiging dan wel weer te verdwijnen, want vrolijkere stukken volgen. Het eindigt een beetje onbestendig alsof het niet duidelijk is of je blij moet zijn of niet.
“Een beetje een besluitloos einde” concludeert Dorus.
Hij duwt meteen de repeatknop in en kijkt op het hoestje van wie deze muziek is.
“Shostakovich met het stuk Romance from the “Gadfly-suite” leest Dorus op het bijbehorende hoesje.

Een beetje romantiek ziet Dorus er misschien nog wel in, maar het doet hem toch meer aan vertwijfelde Russische Mamoushka’s denken. Veel te dikke plompe vrouwen van begin veertig, die eruit zien alsof ze bijna zestig zijn uit communistische tijdperk van de Sowjets, die de arbeid in de staalfabriek moeten zien te combineren met het onderhoud van een piepklein privé-tuintje op schrale grond en hun misvormde paprika’s moeten zien te slijten op de weekmarkt met vele tientallen lotgenoten.
Wachtend op klandizie overpeinzen ze hun armoedige en zware leven. Melancholisch overdenken ze hun jeugd die zwaar was, maar door hun toenmalige jeugdige elan kunnen ze hier nog met enige lichtvoetigheid op terugkijken. Misschien wel door een liefde die nimmer is beantwoord, maar waarop ze in hun overpeinzing nog immer geloven al turend over de schamele paprika’s en bosjes uien.
Dan komt de grote boze wereld van plichten en amper rechten als een allesoverheersend monster definitief hun persoonlijke leven in. Ze moeten buigen of barsten en leven hun leven, plichtmatig en durven amper te hopen op betere tijden die de propaganda hen al jarenlang beloofd. Ze blijven hopen, ze moeten ook wel.

“Wat is het toch heerlijk om cultureel analfabeet te zijn” prijst Dorus zich gelukkig. Want met enige muzikale onderlegging zou Dorus nooit op dit beeld bij deze muziek zijn gekomen.
Voor de vierde maal hoort hij de muziek van Shostakovich aan. Hij gaat erbij op de tafel staan als ware hij de redenaar en volksmenner Lenin zelf:
“Hierbij beloof ik plechtig nooit en te nimmer meer te zeuren over een beetje huishouding met een overvloed aan elektrische hulpmiddelen. Ik draag mijn arbeid hedenochtend op aan alle Mamoushka’s ter wereld die geleefd hebben, momenteel leven en nog zullen leven in toekomst. Alle Mamoushka’s, verenigt u tegen het juk van welk allesoverheersende regiem dan ook.”

Als een ware revolutionair gaat Dorus die ochtend aan het werk, nadat hij eerst het werk van Shostakovich op een maagdelijke CD heeft gebrand om het de hele ochtend te kunnen beluisteren. Want hij wil niet gestoord worden in zijn heilige en revolutionaire roes door bijvoorbeeld het lichtvoetige pianowerk van Chopin dat volgt op het werk van zijn favoriet van dat moment Shostakovich.

Of zijn revolutionaire daad nu een substantiële bijdrage zal leveren aan het leed der Mamoushka’s is de vraag, Dorus heeft wel een substantiële bijdrage geleverd aan zijn eigen huishouding.