One day in your life/ MICHEAL JACKSON

‘One day in your life’ van de kleine en nog onverbouwde, maar toch al hevig beschadigde Michael Jackson, kwam uit de luidspreker van de computer.
De mogelijkheid herbergde zich al enige tijd in mijn hightech installatie, maar sinds twee jaar is dat kwartje pas echt bij me gevallen. Het eerste nummer dat ik hoorde was dus het nummer van Michael Jackson. “One day in your life kom je er dan achter” mompelde ik toen vergenoegd.

Maar dit nummer is voor mij niet alleen een keerpunt in mijn multimediagebeuren, ook andersoortige herinneringen komen boven. Voor mij was dit het eerste schuifelnummer waar ik niet meer onderuit kon komen.
U hoort het al, het is geen hobby van me geworden, want het is ook ongeveer de laatste keer geweest in het openbaar. Maar dat wist ik toen, in de zomer van 1982, nog niet.
Een feestje, toen in mijn kringen steevast fuif genoemd, werd gegeven door een klasgenote, laten we haar voor het gemak Trudy noemen. Rond een uur of tien kwamen we met de vriendenkring aan. Het feest was nog niet echt op gang gekomen. Buiten bekenden van school, was ook een groep veel oudere jongens uitgenodigd. Jongens die al werkten en dus ver stonden van een scholier uit de vierde klas. Met de vriendengroep werd de koelkast snel gevonden en het was vast heel gezellig. Op de dansvloer werd gedanst op The Police, Madness en The Specials tot groot ongenoegen van de werkende jongens. Die waren blijkbaar niet gekomen voor een beetje expressief heen-en-weer gehuppel van een stelletje scholieren.
“Schuifelen, schuifelen” riepen ze naar de broer van de gastvrouw.
De broer bediende de platenspeler en op aanwijzing van zijn zus, veranderde hij van muziekstijl. En de werkende jongens wisten van wanten, want allen eisten ze een dame op en er werd geschuifeld. De gastvrouw stond ook innig tegen een potige jongen aangeplakt. Blijkbaar had ze een geheim leven voor haar klasgenoten, want de omstrengeling verried een meer dan vriendschappelijke band. Daar wisten wij als klasgenoten niets van.
Met de vriendenclub namen we nog maar eens een biertje en aanschouwden het spektakel met gemengde gevoelens.
De stoerste onder ons schreeuwde nog: “Madness, Madness.”
De broer kreeg echter geen nieuwe aanwijzingen en bleef hetzelfde genre draaien.

 

De gastvrouw was een goede gastvrouw en zorgde ervoor dat een aantal van ons er ook aan moest geloven. Zij zelf liep gedecideerd op me af en pakte mijn hand om met me te dansen, of wat daar voor door moest gaan.
Ze legde haar armen om mijn nek en instinctief voelde ik aan dat ik ook iets moest doen met mijn handen. Maar wat? Michael Jackson kwam al hard uit de luidsprekers zetten met zijn ‘One day in your life’.
De potige jongen zag mijn onhandigheid en riep:
“Handen op d’r kont.”
Blijkbaar weerhield een vermeende verkering hem er niet van om vreemden aan de billen van zijn vriendin te laten zitten. Later bleek dit een naïeve gedachte te zijn, want ze hadden geen verkering. Ik plantte mijn handen onwennig op haar rug en samen met haar bewoog ik in de tot disco uitgebouwde garage. Ik was nog aan het bedenken of ik het leuk moest vinden, toen mijn handen geheel onverwacht op ruwe wijze op de billen van de gastvrouw werden geduwd.
“Op haar achterste zei ik toch, of durf je niet” zei hij in het plaatselijke dialect uit het Oosten van het land. De potige jongen vond mijn manieren blijkbaar niet zo netjes, want hij siste er nog aan toe.
“Of vind je niet dat ze een lekker kontje heeft?”
Hij was zo ingenomen met zijn grap en liep naar zijn kameraden. Hij verwachte gelukkig geen antwoord op zijn vraag.

Inmiddels was het volgende schuifelplaatje al aan de gang dus het was onbeleefd om nu te stoppen dacht ik. Onhandig schuifelde ik verder op ‘How about us’ van Champaign.
“Ja how about us” dacht ik, terwijl de blonde krullen van Trudy tegen mijn kin kriebelden en ik haar bespijkerbroekte zachte achterste in mijn handen hield.
Gelukkig dat de gastvrouw niet de hele avond kan dansen en haar taak als gastvrouw heel serieus nam, dus de kwelling duurde niet meer dan twee nummers. Zij liep toen naar de koelkast om met hapjes rond te gaan en ik sloot me aan bij de vrienden die niet op de dansvloer waren gesommeerd.
“Hier, een biertje, daar zul je wel behoefte aan hebben?” zei een van hen meelevend.
“Ja, heel graag”, niet wetend of hij het uit jaloezie of leedvermaak aan me vroeg. We hebben het er ook nooit meer over gehad.
Schuifelen is door velen een hooggewaardeerd vermaak, net als Michael Jackson zelf trouwens, maar in beide heb ik nooit zo veel lol gehad.

Michael Jackson /One day in your life (1981)

One day in your life
you’ll remember a place
Someone’s touching your face
You’ll come back and you’ll look around you

One day in your life
You’ll remember the love you found here
You’ll remember me somehow
Though you don’t need me now
I will stay in your heart
And when things fall apart
You’ll remember one day…

One day in your life
When you find that you’re always waiting
For the love we used to share
Just call my name
And I’ll be there

(Oh-oh-oh-oh-oh…)

You’ll remember me somehow
Though you don’t need me now
I will stay in your heart
And when things fall apart
You’ll remember one day…

One day in your life
When you find that you’re always longing
for the love we used to share
Just call my name
And I’ll be there

(Ohh…)

Eu só peco à Deus/ Beth Carvalho en Mercedes Sosa

Heel misleidend kan de muziek zijn uit andere taalgebieden. Nu moet ik helaas vaststellen dat zelfs bij Engels en Nederlandstalige muziek de teksten wel heel nadrukkelijk verstaanbaar moeten zijn, wil ik me automatisch op de tekst concentreren. Is het in bijvoorbeeld Portugees, dan laat ik me volledig door de muziek leiden. De inhoud en het gevoel bij het nummer gaat een geheel eigen weg in mijn fantasie.

Zo ook bij het volgende nummer van Beth Carvalho en Mercedes Sosa ‘Eu só peço à Deus’

 

In 1981 ben ik met mijn ouders en broertje naar Brazilië geweest voor zes weken. De bestemming was een oom en tante in het Noordoosten (Aracaju). In deze zes weken zijn een aantal grote binnenlandse reizen gemaakt en is de liefde voor Braziliaanse muziek aangewakkerd. Met periodes is de belangstelling groter en vooral als vanuit Brazilië een CD wordt opgestuurd van mijn favoriete zangeres Beth Carvalho. Ik heb blijkbaar ooit aangegeven dat de muziek van haar mij bevalt en dat is door mijn oom goed begrepen.

Het is al weer meerdere jaren geleden dat ik voor mijn verjaardag een CD heb gekregen van deze zangeres en op deze CD stond een duet met de wereldberoemde Mercedes Sosa. Heel indrukwekkend, maar waarom? Ik vond het een stukje melancholische muziek waarin iets heel strijdbaars, bijna revolutionairs en optimistisch verborgen zat. Bovendien bij het draaien van de muziek kwamen uiteraard goede herinneringen uit 1981 terug.

Zoals ik al zei, met de tekst deed ik helemaal niets. ‘Eu só peço à Deus’? Dat het iets met God te maken had begreep ik al snel en dat eu voor ik staat was me ook duidelijk. Met een vertaalsite op internet, maak ik ervan: Ik vraag het slechts aan God/ of ik kan het slechts aan God vragen.

Het bijbehorende filmpje doet vermoeden dat de melancholie waarin ik het liedje inschaalde niet de juiste interpretatie is. Nu besef ik dat een youtubefilmpje ook maar door een eenvoudige, mogelijk Braziliaanse, sterveling in elkaar is gezet. Maar hij zal de tekst zeker wel begrijpen.

Verdere vertaling laat ik, mede door het arbeidsintensieve werk, maar even achterwege. Laat vooral mijn eigen ideeën bij dit voor mij prachtige nummer maar behouden.

Status Quo/Whatever you want

 

Het is zo’n typische zondag vol tevredenheid in het huiselijke leven van Dorus. Samen met zijn Dora werd hij pas tegen de klok van tien uur wakker gemaakt door de kinderen.
‘Het is zeker niet verantwoord om nog meer uit de provisiekast te plunderen en dus de verveling begint toe te slaan’ zegt Dorus tegen Dora, terwijl de jongste zich tussen hen in nestelt.
‘Hoe bedoel je?’vraagt het kind tussen hen in.
‘Ja, wat bedoel je eigenlijk te zeggen?’ vraagt ook Dora quasi-verwijtend. Zij adoreert de extra uren slaap mogelijk nog meer dan Dorus en neemt het risico van cariës en overgewicht bij de kinderen op dat moment voor lief.
‘Niets’
Dorus krabt zich eens op zijn hoofd, rekt zich uit en besluit koffie te zetten. Terwijl de koffie pruttelt, neemt hij zijn eerste nicotineshot achter het huis in het zonnetje. Binnen roken is immers al enige tijd in volledig harmonie tot taboe verklaard. Het belooft mooi weer te worden. De constatering van een zonnige dag en de wetenschap dat er geen sociale verplichtingen zijn, stemt Dorus vrolijk.
‘Ik ga vandaag lekker niets doen, wat Dora ook van huishoudelijke plannen heeft’ denkt Dorus met een prettig soort van recalcitrantie.
Maar Dorus heeft af en toe het menselijk inzicht van een Nederlandse premier of welke willekeurige ouderling dan ook.
‘We gaan vandaag lekker niks doen’ zegt Dora, die op de geur van de koffie is afgekomen.

In volledige harmonie kan Dorus zijn krantje lezen, de buxus trimmen en met Dora een beetje bijkletsen en plannen voor de toekomst smeden. Niets staat een genoeglijke dag in de weg of je zou je moeten ergeren aan het lawaai van spelende en krijsende kinderen in de tuin van de buren die met geloofsgenoten hun Goddelijke zondag vieren; of het moet de klussende buurman zijn die zijn tegeltapijt in de tuin met snij- en trilmachines in het gareel probeert te krijgen; of het moet het gillende vriendinnetje zijn van de jongste die haar zin niet krijgt van de kleinste telg van Dorus, hetgeen Dorus erg kan waarderen in zijn jongste zoon. Dit soort onverkwikkelijkheden zijn voor kniesoren, Dorus en de zijnen laten zich hierdoor niet van de wijs brengen.
’s Avonds hoeft er tot ieders grote geluk niet gekookt te worden, want familiefeestelijkheden hebben gezorgd voor een overschot aan bami en nasi van de plaatselijke Chinees. Slechts de magnetron moet aan het werk. Ter vergroting van de feestvreugde en een toepasselijke afsluiting van de dag wordt besloten om het toetje bij het dichtstbijzijnde benzinestation te kopen, dan kan Dorus meteen de auto voor de komende week van brandstof voorzien.

Dorus pakt zijn sleutels en bankpas en stapt welgemoed in de auto. De muziek wordt zorgvuldig uitgezocht en eenmaal alleen in de auto mag er van hartelust gerookt worden.
“Waar hebben we zin in vandaag……Nederlandstalig? Te veel gehoord, 80ties verzamel CD…..mhâ, geen zin in, hé, Status Quo dat is lang geleden.”
Op zijn veertiende verjaardag kreeg Dorus een passend cadeau van zijn vrienden, namelijk een jaar lidmaatschap van de Status Quo-fanclub. Het jaar erop kon de contributie natuurlijk niet eigenhandig overgemaakt worden, want sigaretten waren belangrijker dan de adoratie voor de eenvoudige hoenkeboenk-rockers. Toch is sindsdien de liefde voor de nog immer bestaande band altijd sluimerend aanwezig geweest en zoals dat met sluimerende liefdes gaat, ze kunnen altijd weer opsteken.
‘Volume voluit, sigaretje in de hand en het raampje open.’
Na een prachtige simpele opbouw van de muziek met bas, gitaar en drums, schallen de stemmen van Rick Parfitt en Francis Rossi door de auto van Dorus.

Whatever you want
Whatever you like
Whatever you say
You pay your money
You take your choice
Whatever you need

‘Wat ik nodig heb is even onvervalste platte rock van ‘the boys’ en wel goed hard.’ mompelt Dorus.
Op dat moment heeft hij nog amper door welk effect hij heeft op zijn omgeving in de nette nieuwbouwwijk van zijn woonplaats. Kinderen die na het eten nog buiten spelen kijken op van de kabaalbus die aankomt rijden. Hondenuitlaters kijken verbaasd naar de decibels die hun rustige zondagavondwandeling verstoord zien worden. Gezinnen die afscheid nemen van andere gezinnen, die bij elkaar ongetwijfeld ook een fijne zondag hebben gehad, onderbreken hun afscheidsritueel.

Whatever you use
Whatever you win
Whatever you loose

‘Ik heb niets te verliezen’ concludeert Dorus als hij beseft welk een effect hij heeft in de nette burgermanswijk.
Dorus zet de muziek nog een tandje hoger en geniet van zijn tijdelijke status van ruige asociale rocker.
Bij het tankstation verricht Dorus de noodzakelijke handelingen en met vier grote Magnums gaat hij huiswaarts, maar niet zonder hetzelfde nummer van Status Quo op herhaling te blijven zetten. Bijna thuis, zijn trommelvliezen hebben het zwaar te verduren, moet hij wachten op een fietser voordat hij kan inparkeren. Een meisje van een jaar of achttien, met een zwart jasje op een witte broek en vooral veel blote buik kijkt waar het lawaai vandaan komt.
‘Jij kijk mij maar eens zitten, ik ben me er een.” denkt Dorus.
Een besmuikte glimlach verschijnt op het gelaat van de jongedame, terwijl ze doorfietst.
Als Dorus de sleutel uit het contact van de auto doet, houden de rockers ook plotsklaps hun mond dicht.
“Och, ze zal me wel een oude sukkel vinden.’

Eenmaal binnen is een warm onthaal zijn deel en Dorus en de zijnen sluiten de dag gezamenlijk af met een heerlijke Magnum.

The Alan Parsons Project/NO ANSWERS, ONLY QUESTIONS

 

De Top 2000 is weer begonnen tot  intens genoegen van mij.
Ik was te laat voor mijn persoonlijke top 10, maar een nummer zal er zeker in komen te staan namelijk

No answers only questions
The Alan Parsons Project

Enkele maanden geleden nodigde dit nummer mij uit om een muziekcolumn te schrijven, waarvan hieronder het resultaat.

We schrijven begin jaren tachtig op een willekeurige middelbare school in het oosten van het land. Een enkele dwarrelende hip liep er nog rond, Normaalfans waren in opkomst en de diehards droegen klompen, evenals een selecte groep alternatievelingen. Hoewel het yuppendom nog niet echt was doorgedrongen tot de tieners, waartoe ook ik behoorde, was het gros van de leerlingen gekleed in ‘nette’ kleding. In mijn beleving bestond dat uit een broek, blouse, spencer en een sweater. Een kleine groep accentueerde die netheid door het te overdrijven. Door deze kakkers werd de spijkerbroek veelal vermeden, het dragen van een collegesjaal was een must en zogenaamde Italiaanse schoenen complementeerden de ensembles. O ja, de kleur van de spencer was veelal (zacht) citroengeel. Naast nog een groep hardrockers kende onze school één punker. Van hem was bekend dat zijn ouders zijn afwijking accepteerde tot aan de achterdeur. Voor hij aan de piepers met jus begon, moesten zijn kistjes uit, zijn no-futurejas in de schuur en werd zijn legerbroek vervangen door een decente broek.
Bij iedere groep hoorde wel een muziekstijl, maar op schoolfeesten waren The Police, Specials en Madness razend populair bij een ieder. Nederpop was in opkomst, evenals U2, Phil Collins en Men at Work.
Zie hier een korte situatieschets van de subculturen zoals ik die toen beleefd heb.
Wat ik nu pas weet is dat The Alan Parsons Project ook al heel populair was.

Via een broer van een vriend werd ik geattendeerd op een geweldige band, namelijk ‘The Alan Parsons Project.’
“Nooit van gehoord”, moet ik toen gedacht hebben. Om de beste jongen niet voor het hoofd te stoten, luisterde ik naar zijn nieuwste aanwinst ‘Turn of a Friendly Card’.
Wazig heb ik naar de LP-hoes gekeken, een speelkaart, de ruitenkoning, in een soort van glas-in-loodraam. De muziek schalde uit zijn boxen.
Hij moet mij verwachtingsvol hebben aangekeken, ik voelde dat hij om bevestiging vroeg. En die kreeg hij van mij.
“Apart, maar mooi.”
Meer kon ik er op dat moment niet van zeggen. Om mijn woorden kracht bij te zetten, gaf ik hem een versgekocht ferrochroom cassettebandje, dat ik bij me had voor de LP van Ultravox. Het nummer ‘Vienna’ was immers een grote hit. Achteraf ben ik blij dat mijn moeizaam bij elkaar gespaarde cassettebandje niet aan die bagger van Ultravox is gespendeerd.
Op dat moment wist ik echter ook niet zo goed wat ik met mijn nieuwste aanwinst moest.

Enkele dagen later luisterde ik voor de eerste keer naar de muziek van The Alan Parsons Project. Alleen. Ik werd helemaal gegrepen door de muziek, de opbouw van de nummers en vooral de sfeer die het bij mij opriep. De teksten waren totaal irrelevant voor mij. Kracht en passie kwamen bij elkaar, het versterkte de puberale melancholische stemming zonder er depressief van te worden en als de LP afgelopen was, restte toch een opgeruimd optimistisch gevoel. Voor mij was het vooral muziek om alleen te draaien, niet met vrienden. Ik overdacht de toekomst in het algemeen en die van mezelf in het bijzonder. Optimistische fantasieën werden afgewisseld met een negatieve mensvisie, maar op het eind kwam altijd weer de relativering.

Op school was The Alan Parsons Project eigenlijk helemaal geen gespreksonderwerp. Niemand was fan, er werden geen buttons gedragen en mij was geen enkele top 40-hit bekend. Achteraf weet ik dat velen een soortgelijke verhouding moeten hebben gehad met de muziek van de band, want nog immer is de muziek in vele muziekcollecties van vrienden en bekenden te vinden.

Ik was en bleef een liefhebber op afstand. Zolang het cassettebandje mijn slordige inslag overleefde, gaf ik me van tijd tot tijd over aan de milde melancholische stemming die de muziek bij me opriep. Tot het moment dat het bandje kapot ging, de cd in opmars kwam en ik andere prioriteiten had dan een vervangingsinvestering in de muziek van mijn middelbare schooltijd. Tot 2006. Via de reclameboodschappen werd ik geattendeerd op een verzamel-cd van de band en heel nieuwsgierig liep ik naar de plaatselijke cd winkel en kocht de driedubbel cd met de titel ‘The Dutch Collection’.
De stemming van ruim twintig jaar geleden was meteen weer terug en nog steeds luister ik de muziek het liefst alleen, of in ieder geval in serene rust. Naast de bekende nummers werd mijn aandacht gevestigd op een nummer van de tweede cd met de titel ‘No answers, only questions.’ Muzikaal heel simpel, bijna niet passend bij het symfonische geluid van de band. Vooral de tekst spreekt mij in al zijn eenvoud enorm aan. Dit korte nummertje is pas de laatste jaren geschreven, maar vertolkt uitstekend de stemming en gedachten die ‘Turn of a friendly card’ bij mij opriep, destijds.

Some of us laugh
Some of us cry
Some of us lay back watch the world go by
Some of us fear
Some of us hate
Some of us won’t wake up till it’s too late

The distance between us is a mystery to us all
The difference between us is so small
There are no answers only questions
And we’re all strangers to the truth
But in my minds eye
I have found the reason why
And I carry the burden of the proof

Why do we fight
Why do we fall
Why do we stand there backs against the wall
Why don’t we change
Why don’t we try
Why don’t we turn round help the other guy

The distance between us is a mystery to us all
The difference between us is so small
There are no answers only questions
And we’re all strangers to the truth
But in my minds eye
I have found the reason why
And I carry the burden of the proof

And I carry the burden of the proof