Urlaub wie der Kölner Dom

Een niet winnend verhaaltje over vakanties in Duitsland. Niet winnend, maar wel weer een verhaaltje dus…..

Hans en Elze, vrienden van mijn vader, waren lieve mensen. Hij kende ze sinds 1956 toen hij in Köln werkte. Door hen vierden we ieder jaar vakantie in Duitsland. Sauerland, Moezel of Schwarzwald, altijd kwamen we ‘noodgedwongen’ langs Keulen. Even “Kaffee mit Kuchen” of genieten van een uitgebreide maaltijd bij Önkel Hans en tante Elze, of  aardappelkoeken bij de Dom, vaste prik in de jaren zeventig. Voor mij was ‘de Duitser’ synoniem voor aimabele mensen die van goed eten en drinken hielden.

De wereldkampioenschappen van 1974 gaf een rimpeling in dat beeld, maar ondanks allerlei Nederlandse  karikaturale geluiden over fietsen die werden opgeëist, had ik als kind een louter positief beeld van onze oosterburen. Duitsland was exotisch, Duitsland was Pommes mit Wienerschnitzel en vooral veel bergen. Natuurlijk droeg mijn vader bij aan het positieve beeld. Hij wilde zijn Duitse taalkennis testen. Volgens mij kregen we altijd een ijsje als zijn Duits werd geprezen met de vraag of hij uit de buurt van Bremen kwam.

Hoe anders was het in 1982 te Grafenhausen. Een ervaring die mijn positieve beeld deed wankelen. Jaren tachtig, crisis, een gezin moest op de kleintjes letten en een hotel was duur. Naast Duits, was mijn vader ook goed in rekenen. Hij had bedacht dat de kinderen misschien wel zin hadden in ‘zelten’. Dat scheelde een hotelkamer. Omdat wij hem niet tegenspraken, volhardde hij. De hoteleigenaresse wist via de burgemeester dat bij het meer verderop, kamperen mogelijk was.
We togen er naar toe, niet dat mijn broer en ik zin hadden, een groot Duits bed sliep gerieflijker. Een plekje was snel gevonden. Er waren hoegenaamd geen mensen, laat staan tenten. Hoewel dit vreemd was, hadden we geen argwaan. De hotelhoudster had het immers aangegeven.

Mijn vader regelde de hotelformaliteiten, terwijl wij de tent opzetten. In de verte hoorden we blaffende honden. Een man met jagershoedje, strenge bril en dito gezicht, kwam in stevige pas aanlopen. Een Herder en een Dobberman stonden hun baasje bij in het ‘vies kijken’. Op onaangename wijze snauwde hij dat we niet mochten kamperen. In mijn beste Duits verwees ik naar de toezeggingen vanuit het dorp. Zijn ogen spuwde vuur, mijn moeder kreeg nog iets toegebeten en hij verdween. We haalden de schouders op en met ons morele gelijk gingen we verder. Vijf minuten later, de tent stond inmiddels, stoof een politie-auto in onze richting. Twee grote blonde agenten stapten uit en op vijftig meter afstand lieten ze op brute wijze weten dat we moesten oprotten. Nog sneller dan ze kwamen, verdwenen ze. Hun woorden ‘verschwinde’ en ‘schnell’ echode nog tussen de dennenbomen.

Verbouwereerd braken we af. Vader kwam kijken hoe het ‘zelten’ vorderde, maar begreep al snel dat de vakantie duurder zou uitvallen. Mijn broertje en ik waren, ondanks de  bevestiging van alle karikaturen over Duitsers, erg blij. Een groot Duits bed lonkte.

Vele bezoeken en vakanties verder is de onaangename smaak gewist. Een vakantie in Duitsland staat nog steeds als de “Kölner Dom”.

Wandelen rond de hoogmis. Kölnerdomkirche te Keulen

Een hotel op nog geen vijf minuten lopen van de Kölner Dom, zorgt ervoor dat de wandeling voor de kerkdienst van zondag 3 oktober om 12.00 uur al twee dagen ervoor begint. Menigmaal heb ik in het verleden de magnifieke kerk bezocht, voor het eerst begin jaren zeventig. In mijn beleving waren de torens toen veel meer zwartgeblakerd en was het binnen donkerder en de vloeren nog onbetegeld. Maar ik kan me vergissen.

Samen met vele toeristen ga ik, in bij zijn van mijn vrouw, de kerk in en loop er doorheen, we steken een kaarsje op bij het eerste Maria-altaar en snuiven de mengeling van historie, godsdienst en commercie op.

De kaarsjes moeten betaald worden natuurlijk, dus pak ik mijn portemonnee en stop wat geld in de gleuf. Terwijl ik de beurs in mijn zak aan de zijkant van de broek peuter, zie ik in mijn ooghoek twee vrouwen, knielend voor het Mariabeeld. Een oudere, hevig prevelende vrouw met de ogen dicht en een jongere vrouw, mogelijk haar dochter. Zij bidt niet en heeft haar ogen, felle donkere kijkers open en ziet toe hoe ik mijn centen wegstop. Onmiskenbaar Romavrouwen en onmiskenbaar ben ik op mijn qui-vive misschien wel mede dankzij de Franse president die het stigma over Roma en hun grijpgrage handen de media in heeft geslingerd. Het is maar een moment en toch betrap ik me erop, schandalig. Gewoon een jonge vrouw die haar moeder begeleid bij de gang om Maria te aan bidden.

Indrukwekkend groot, maar hoe krijg je de toren in beeld zonder het perspectief te verliezen. Dit is dan de beste poging geworden.

We lopen verder, kijken rond en stoppen ander maal bij een kaarsjesaltaar, dit maal van de Heilige Antonius, die zorg draagt voor het vinden van verloren zaken. Ook nu weer een kaarsje opsteken, want er is altijd wel wat kwijt dat teruggevonden moet worden. En omdat me niet meteen wat te binnen schiet, probeer ik het maar voor een ander te doen, ver weg in Nederland. Ik weet niet of dat mag, maar niet geschoten is altijd mis.

Ik sluit mijn ogen en vraag, ik vraag of het verstand bij Rutte terug mag komen en het geweten van Verhagen. En voor Geert Wilders? Tja, wat is Geert Wilders kwijt, ik zou het niet weten. Misschien mag je ook vragen of hij van iets, een pietsie minder mag hebben, ego bijvoorbeeld?

De combinatie van vooroordelen ten aanzien van Roma en aanmatigende gedachten ten aanzien van de nieuwe poldertrojka, geven me niet zo’n vroom gevoel. Bij het verlaten van de kerk donneer ik wat geld aan een bedelende vrouw. Het blijkt de jonge Romadame uit de kerk te zijn, pure gerechtigheid dus. En mijn wensen ten aanzien van de Nederlandse politici zijn niet uitgekomen, zoals ik inmiddels weet.

De spoorbrug over de rijn, een van de vele bruggen die Keulen rijk is. Om dit zicht te bereiken zijn eerst 509 traptreden te overwinnen.

Op naar de toren die we uiteraard in willen. We betalen €2,50 en lopen op zoek naar een lift totdat we een bordje zien dat er geen ‘Aufzug’ is en dat de toren uit 509 treden bestaat. Niets wegdromen en meditatieve momenten, terwijl we over de stad heen kunnen kijken. Eerst aan het werk, al die treden zullen bestegen moeten worden. Niets geen geestelijke bevrijding, maar fysieke inspanning en ik ben mezelf met mijn rokersconditie tegengekomen op die trappen. Gelukkig ben ik niet de enige, ook anderen hoor ik hijgen en zie zweetdruppels op hun voorhoofden staan. Maar het uitzicht is prachtig.

De volgende dag lopen we er een aantal keer langs als we de stad in lopen of het museum Ludwig bezoeken. Op zondag gaan we er weer in. Ruim op tijd staan we op het kerkplein waarlangs de Keulse Marathon plaatsvindt. Een loopfestijn voor allerlei categorieën atleten. De binnenstad is voor een belangrijk deel afgesloten voor autoverkeer. Ik leef met de atleten mee want de eerste groepen zien er niet uit als doorgewinterde atleten. Enkelen lopen hun parkoer zelfs af in carnavalskledij. Ik heb enkele dagen ervoor mijn inspanningen verricht bij het beklimmen van de toren, nu ga ik voor mijn meditatieve moment.

Lopen, lijden en evangelie

Reeds om half twaalf treden we naar binnen en zien een grote groep mensen achter in de kerk staan. Ze worden tegengehouden door een drietal priesters gekleed in rode priesterkleding. Terwijl de wierook van voorgaande diensten nog nadrukkelijk aanwezig is, begrijp ik dat de rust voor de komende dienst al voorbereid wordt. Mondjesmaat mogen mensen doorlopen. Zij geven aan de dienst te willen bijwonen. Ook wij maken ons los van de grote groep toeristen en met jaloerse ogen van de achterblijvers zoeken wij een plaats.

De toeristen blijven achter in de kerk.

Er is nog keus volop, want slechts enkelen zitten pas in de kerkbanken. Bijna een half uur hebben we de tijd om te kijken naar de bebouwing, de andere kerkgangers of te lezen in het gebedsboek. Mondjesmaat komen geluiden van de marathon en enkele sirenes van ambulances naar binnen. Hopelijk is er niets ernstigs gebeurd met een van de lopers?

En ja hoor, ze zijn er weer, de gekleurde lichtstralen door de zon die schijnt in de prachtige glas- in loodramen. En wederom schiet ik een aantal foto’s en kan niet echt beoordelen of ze mislukt zijn. Dat wordt pas duidelijk als ik ze via de computer groter in beeld heb. Afwachten maar. De klokken luiden en de dienst zal snel beginnen.

De “heilige geest” laat zich maar moeilijk vastleggen met een eenvoudig digitaaltje gehanteerd door een eenvoudig fotograaf.

Gründlich als Duitsers spreekwoordelijk zijn, komt om twaalf uur van linksachter een vijftal mannen aanlopen. Ze lopen niet gedragen zoals ik gewend ben, maar ik begrijp het wel, ze moeten immers een behoorlijke afstand afleggen in de immense Dom. Het lijkt bijna een mild marstempo. Volgens mij zijn er drie priesters en twee misdienaars c.q. kosters, mannen die de veertig zeker zijn gepasseerd. De kerk is inmiddels behoorlijk vol gelopen met echte kerkgangers, terwijl de toeristen nog steeds achterin staan.

Het verloop van de dienst is niet wezenlijk anders dan ik gewend ben in Nederlandse katholieke kerken. Ook het Duits is redelijk te volgen al valt voor mij met enige regelmaat het laatste woord weg omdat de hoofdpriester in zijn toon omlaag gaat bij iedere zin en door het rondzingen van het geluid, mis ik soms enkele woorden.

Bij het zingen van de liederen ben ik even confuus. Terwijl iedereen meezingt, verbaas ik me erover dat ik als enige niet weet wat er gezongen wordt en hoe ik hierachter moet komen. Een kerkganger achter me stoot me vriendelijk aan en wil me een kerkboek overhandigen, maar dat heb ik wel. En opeens kom ik er achter dat op een van de pilaren de nummers van de gezangen digitaal, als een soort van bingonummer, worden weergegeven. Dat had ik niet verwacht en dus natuurlijk nog niet opgemerkt.

De preek gaat over de liefde voor God. De pastoor spreekt over dat het zaad van de liefde gezaaid moet worden en dat daaruit mooie akkers en sterke bomen kunnen ontstaan, maar dat regen de akkers kan laten onderlopen en sterke wind kan zelfs de sterkste bomen ontwortelen, maar ook dan blijft het zaad der liefde voor God over om verder te gaan. En liefde voor de ‘lebendige Gott’ is ook liefde voor andere mensen, juist ook voor andere mensen. Op de dag van de Duitse eenheid (dat blijkt 3 oktober te zijn, nu twintig jaar geleden) is die bewustwording van liefde van belang. Het geeft geen pas om je te keren tegen die ander, verwijzend naar de Ossies. We moeten niet treuren om iets minder welvaart door een ander te helpen, we mogen niet wegkijken. Dat hebben we twintig jaar geleden ook niet gedaan.

Laten we daarom bidden voor de verantwoordelijke politici en economische grote spelers en hen helpen in het wij- denken wij en niet in wij en zij.

Op dat moment denk ik dat de priester ook maar eens in Arnhem had moeten preken bij het CDA congres, of elders in Nederland bij degene die het kabinet in elkaar gaan timmeren.

De preek eindigt met de vraag of we moeten vechten tegen de ander of dat liefde en geloof het antwoord is.

Voor de pastoor is het klaarblijkelijk een retorische vraag, maar mijn mededogen ten aanzien van de Nederlandse regering in aanbouw ligt nog niet op de lijn van deze Duitse priester.

Kerkgangers en toeristen worden weer een eenheid.

Even later komen de ‘misdienaars’ langs voor de collecte en worden de voorbereidingen getroffen voor de communiegang. En dat laatste is altijd even opletten hoe de gewoontes in deze zijn, maar lang hoef ik er niet over na te denken. Op het moment dat de drie priesters zich verdelen vanaf het hoofdaltaar, lopen de mensen in een wanordelijke groep naar voren en wachten totdat de hostie hen wordt aangereikt. Ze wurmen zich dan door de menigte om zo ook plaats te maken voor de gelovigen achter hen. Dit is even een heel on-Duits tafereel.

Aan het einde van de dienst komen altijd de mededelingen zo ook in Keulen. De kerkgemeenschap wordt gewezen op de mis de week erop ten behoeve van motorrijders. Na afloop van de dienst zullen de motoren ook ingezegend worden. En dat is dan weer lekker vertrouwelijk katholiek. Met het sein van het einde, worden de toeristen ‘losgelaten’ en vermengen zich heel snel met de kerkgangers. De Keulse Dom is weer de hoofdattractie voor alle aanwezige dagjesmensen. Ook ik probeer nog enkele foto’s te maken en dat is niet eenvoudig. In normale omstandigheden zie ik mezelf al als een vrij beperkte amateurfotograaf, maar ik worstel echt met de maten van de Dom. Ik vind het moeilijk passende plaatjes te schieten. Wel neem ik me voor ’s avond vanaf één van de rijnbruggen nog een foto te maken van de verlichte kerk en de skyline’, want ambities moet je blijven houden.

Met de beperkte middelen vind ik dit een geslaagde foto, maar de miggezifter zal ongetwijfeld suggesties ter verbetering hebben, te beginnen met het grote zwarte vlak op de voorgrond.

Andere wandelingen:

Hoe het begon; H. Remigius, Duiven; Andreasparochie, Groessen; Pauluskerk, Raalte; Abdij Sion, Diepenveen; Werenfriduskerk, Westervoort ; St. Antonius Abt Parochie, Loo; St. Stevenskerk, NijmegenMartinuskerk, Twello ; St. Mary -Star of the Sea Church, Hasting (GB); Ned. Herv. Kerk, Achlum; Kölnerdomkirche, Keulen; Stephanuskerk, Borne ; Vrij Katholieke Kerk ChristusPantocrator, Raalte, Stephanuskerk, Heel

Pathetisch einde van mijn jeugd / SUPERTRAMP

Vroeger wilde ik altijd volwassen worden, want dat stond voor mij gelijk aan evenwichtig en doordacht, in ieder geval niet kinderachtig. Het was (en is) een grote teleurstelling dat je hierop kunt wachten tot Sint Juttemis. Ik heb het immers bij mezelf amper kunnen constateren, bij veel anderen evenmin. Gelukkig had ik dat al snel door en heb deze teleurstelling inmiddels min of meer verwerkt. De volgende vraag doet zich dan voor ‘Wanneer eindigt je jeugd?’ Is dat bij je 18e, wanneer je je eerste baan hebt, wanneer je kinderen krijgt, of op het moment dat je ouders sterven? Ik heb eigenlijk nooit stil gestaan bij die vraag, maar na 44 jaren, 135 dagen en ongeveer 20 uur op deze Aarde te hebben voortbewogen, wist ik het ineens. Het moment dat mijn jeugd ten einde is, is nabij.

Zaterdag 3 oktober 2010 ergens tussen 19.00 en 23.00 uur. Er is geen twijfel mogelijk.

KEULEN – Maanden heb ik uitgekeken naar het moment dat ik samen met mevrouw Sprakeloos naar het concert van Supertramp in Keulen zou gaan. Ze spelen weliswaar een dag later in Arnhem, maar agendatechnisch kwam dat niet uit. En met het concert plakten we een lang weekend Keulen erbij. Het is immers helemaal geen straf een aantal dagen in Keulen te verblijven. Integendeel.

We kwamen er achter dat Supertramp, hoewel zeker niet dagelijkse kost in huize Sprakeloos, warme gevoelens opriep bij ons. Zelf had ik een Keulse onkel Hans und tante Else, die bij een bezoek in Nederland mijn broertje en mij altijd enige Duitse Marken toeschoven. Het was een dusdanig bedrag, dat ik in één keer in staat was het dubbelalbum van Supertramp ‘Paris’ te kopen. Mijn allereerste LP, en ik was er helemaal weg van. We hebben het dan over 1981 en terugkomend van school luisterde ik toen dus Supertramp.

School

I can see you in the morning when you go to school
Don’t forget your books, you know you’ve got to learn the golden rule,
The teacher tells you stop your playin’ get on with your work
And be like Johnnie – “too-good”, don’t you know he never shirks
– he’s coming along!

After school is over you’re playing in the park
Don’t be out too late, don’t let it get too dark
They tell you not to hang around and learn what life’s about
And grow up just like them – won’t let you work it out
– and you’re full of doubt

Don’t do this and don’t do that
What are they trying to do? Make a good boy of you
Do they know where it’s at?
Don’t criticize, they’re old and wise
Do as they tell you to
Don’t want the devil to
Come and put out your eyes

Maybe I’m mistaken expecting you to fight
Or maybe I’m just crazy, I don’t know wrong from right
But while I am still living, I’ve just got this to say
It’s always up to you if you want to be that
want to see that
want to see it that way
– you’re coming along!

(opname Arnhem 5 oktober 2010)

Na genoten te hebben van rust, cultuur en zonneschijn in de Keulse binnenstad, liepen we naar de andere kant van de Rijn op weg naar de Lanxess Arena, blij met de kaartjes in mijn binnenzak. We waren ruimschoots op tijd en als een van de eersten zaten we op onze plaatsen, dronken een biertje en zagen langzaam maar zeker de mensen binnenstromen, sporadisch enkele twintigers, iets meer dertigers, maar vooral veertigers en vijftigers. Bijna allemaal koppels en bij het zien van ‘die anderen’ kijk je in de spiegel van je eigen ziel. Het is een soort thuis komen al twijfel je nog ernstig of dit wel je thuis is.      Hier ergens heb ik mijn jeugd achtergelaten

(Take the long way home)

But then your wife seems to think you’re losing your sanity,
oh, calamity, is there no way out?
Does it feel that you life’s become a catastrophe?
Oh, it has to be for you to grow, boy.
When you look through the years and see what you could
have been oh, what might have been,
if you’d had more time.
So, when the day comes to settle down,
Who’s to blame if you’re not around?
You took the long way home
You took the long way home………..

 (Studio-opname met clip)

Met nog een biertje kijk je je vrouw aan, knijpt haar in haar hand en zend haar je liefste glimlach, terwijl je meteen beseft dat je ogen niet helemaal meedoen. Je bent immers naarstig opzoek naar je verleden, je toekomst, zodat je amper kunt beseffen dat je het in het hier en nu moet beleven. Alle levenslogica lijkt in een split second te zijn verdwenen, heel even maar, en bij het terugkomen bij jezelf staat ALLES je helder voor de geest, hoewel de vragen blijven.

(Logical song)

When I was young, it seemed that life was so wonderful,
a miracle, oh it was beautiful, magical.
And all the birds in the trees, well they’d be singing so happily,
oh joyfully, oh playfully watching me.
But then they sent me away to teach me how to be sensible,
logical, oh responsible, practical.
And then they showed me a world where I could be so dependable,
oh clinical, oh intellectual, cynical.

There are times when all the world’s asleep,
the questions run too deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am
I said now watch what you say they’ll be calling you a radical,
a liberal, oh fanatical, criminal.
Won’t you sign up your name, we’d like to feel you’re
acceptable, respectable, oh presentable, a vegetable!
Oh Take it take it yeah!

But at night, when all the world’s asleep,
the questions run so deep
for such a simple man.
Won’t you please, please tell me what we’ve learned
I know it sounds absurd
but please tell me who I am,
Who I am x 3 !!!

De band komt op en zo’n tienduizend soortgenoten, peno- en menopauzers van veelal Duitse kunne, verwelkomen Supertramp. Enthousiast, maar vooral ook ingetogen. Veel intgetogener dan menig herinnering zal zijn bij het terughalen van jeugdbeelden en Supertramp. Een midlifecrises enthousiasme misschien?

Het gevoel verdwijnt echter snel en koude rillingen lopen me over de rug bij de eerste tonen van de bekende stemmen en ik word rechtstreeks in mijn hart geraakt als de saxofoon in het concert betrokken wordt. Toch zal het melancholische gevoel nog tijdens het concert met regelmaat als zachte regen neerdalen.

( It’s raining again)

You’re old enough some people say
To read the signs and walk away.
It’s only time that heals the pain
And makes the sun come out again.

C’mon you little fighter
No need to get uptighter
C’mon you little fighter
And get back up again.

Met volle teugen geniet ik van de fantastische muziek en tegelijkertijd weet je dat het einde nabij is bij het zien van de band, het publiek en de spiegel in jezelf. De jeugdherinneringen vervormen zich langzaam maar zeker tot jeugdsentimenten in het leven van een vierenveertig jarige (+ 135 dagen en ruim twintig uur). Je wordt heen en weer geslingerd in tegenstrijdige gevoelens.

(Breakfast in America)

I’m a winner, I’m a sinner
Do you want my autograph
I’m a loser, what a joker
I’m playing my jokes upon you
While there’s nothing better to do

Terwijl de muziek van de band blijft komen, het is geweldig, het is kunstzinnig en overweldigend, maar je dromen dalen neer in het hier en nu.

(Dreamer)

I said
Far out, what a day, a year, a life it is!
You know,
Well you know you had it comin’ to you,
Now there’s not a lot I can do

En natuurlijk dromen kan nog steeds, het fantaseren is vanaf nu is de fantasie van een 44-plusser die beseft dat zijn jeugd definitief is afgesloten.

Dus volwassen geworden, stabiel en evenwichtig? Dat dan weer niet, maar toch anders.

(From now on)

Guess I’ll always have to be
Living in a fantasy
That’s the way it’s got to be
From now on

Yes I’ll always have to be
Living in a fantasy
Though it won’t be really me
From now on

You think I’m crazy I can see

It’s you for you, and me for me
Living in a fantasy
From now on

PS. En toch is het oneerlijk, wat zeg ik, de misdaad van de eeuw dat je beseft dat je jeugdigheid is afgelopen. Wat voor acties ga je ondernemen?

Crime of the century

Now they’re planning the crime of the century
Well what will it be?

(Live in Köln 3 oktober 2010)