
We kwamen gisteren uit het Salzburgerland, waar echte Wintersportplaatsen nog wat van hun zomerseizoen probeerden te maken. Een verschrikkelijke rit met veel Baustelles, files en deels regen die even voorbij München de hitte probeert weg te spoelen. Een raar idee trouwens dat je door München moet rijden om je weg te vervolgen. Dat is wel heel erg 1988, maar goed het doel was Oberschwaben in het lieflijke Wolfegg, ternminste zo hadden wij dat op Booking bedacht. Het weer klaarde gedeeltelijk op toen we de autobaan afreden en het eerste wat ik dacht toen we Wolfegg naderde: Hier zit klompenpadvlees in. Bossages, boerderijen, licht heuvelachtig. Daar moet een wandeltocht te zijn.


In een klein Kurort, hadden wij een pension geboekt, Wogi. En Wogi is het soort pension wat je je wenst. Gastvrij, eenvoudig, kraakhelder en een goed ontbijt. O ja, een aantal eenvoudige doch voedzame maaltijden zijn er ook verkrijgbaar. Op de kamer met uitstekende bedden is er een grote map met informatie met daarbij wandelingen in de buurt. Eentje van een kleine zestien kilometer hebben we uitgezocht, SechsWeiher-wanderung. Weiher wordt vertaald met vijver, maar dat vind ik geen goede vertaling van hetgeen ik gezien heb. Ik denk dat ‘ven’ eerder recht doet aan de waterplassen in een moerassig gebied op meer dan 600 meter in Oberschaben. Het landschap doet Zuid-Limburgs aan en heeft alles wat een fijn klompenpad zou moeten hebben. Goed het is een uurtje of acht rijden van de Nederlands-Duitse grens. Maar als u eens genoeg heeft van de klompenpaden in Gelderland en Utrecht, ik kan het me nauwelijks voorstellen, kom gerust deze kant op. Meerdere wandelmogelijkheden en verandering van spijs doet eten. Volgende week gewoon weer een echt klompenpad, maar de HOLZSHUHE- wanderung was uitstekend. Weilanden, koeien, bossen, dorpjes en hier en daar een monument.






















Afgelopen zaterdag durfde ik het weer aan, de hooikoorts negerend met behulp van de chemie. Dat is gelukt, al is de weerslag de dagen erna nadrukkelijk aanwezig. Vandaar niet de dag zelf een stukje, maar twee dagen later.




Ik viel van mijn stoel van verbazing of om in stijl te blijven, mijn klomp brak. Na het verdedigen van een schoolopdracht over export van Calsberg bier naar Kenia via ZOOM, Skype of Teamspeak, kwam mijn oudste zoon beneden met een goed resultaat. ,,Pa, wat ga je vanmiddag doen.” Hij noemt me altijd bij mijn voornaam die grote kleine van ons, maar dat past niet zo lekker in het verhaal. Hij wist dat ik vrij was. Ik gaf hem te kennen dat ik tot twaalf uur zou werken en daarna een klompenpaadje zou pakken. ,,Zal ik meegaan?” Tja, dè dag was aangebroken. Het heeft 25 jaar geduurd, maar ik mag het meemaken dat hij vrijwillige met zijn vader een klompenpad wil betreden. Hij die nooit wilde wandelen als kind, of het moest met een nadrukkelijke belofte dat er aan het eind een Horecagelegenheid zou zijn. En dan was het vaak nog feest met 100 keer de vraag of we er al zijn. Hij die bij een route toch heel graag wist hoe die precies liep en boos werd als er een fout in zat of erger nog, dat zijn ouders zich ergens vergisten. Hij die buiten stadswandelingen, veelal op zich zelf, de laatste 15 jaar toch geen bos meer is doorgelopen, hij die wat meewarig kijkt als zijn vader beweert dat hij alle 121 paden wil gaan lopen en het inschat als een seniorenziekte. Hij zegt in alle onschuld en oprechtheid mee te willen.






















