Ik wil niet stigmatiseren, maar soms vind ik ons een stelletje viespeuken. Op school leerde ik dat wij de Chinezen van Europa zijn. Dat werd dan met gepaste VOC-trots gezegd, want wij Nederlanders weten altijd onze handeltjes wel ergens weg te halen. Nu ervaar ik ons nog steeds als de ‘Chinezen’ van Europa, maar ik constateer dat met een diepgeworteld ongenoegen. Want sinds wanneer spugen wij zo massaal in het publieke domein?
Is dat u nu ook opgevallen dat we de laatste tien jaar behoorlijk van ons af spritsen. Het kan u haast niet ontgaan zijn. Vaak zie ik groepen jongeren, onachtzaam langs sjokken en met enige regelmaat wordt achteloos overtollig speeksel weggezeild. Soms gaat daar zelfs een uitgebreid keel- en neusconcert aan vooraf en worden omstanders getrakteerd op een fluim die een kwart stoeptegel beslaat. Gelukkig zijn dit uitzondering, maar niet minder onsmakelijk als je ’s morgens op de trein staat te wachten. Nee, waar ik me hogelijk over verbaas is de achteloosheid waarmee veel jongeren (en in dit kader hanteer ik het begrip jongere tot de leeftijd van zo’n 35 jaar) te pas en te onpas van zich af tuffen. Meestal zijn het mannen, maar tot mijn grote leedwezen is een substantieel deel van de spritsers ook vrouw. En ik garandeer u dat mijn wereldbeeld wankelde toen ik een bloedmooie bakvis, haar hakken tikkend op het trottoir, even opzij kijk en een beetje mondinhoud aan de openbaarheid gaf. De nonchalance waarmee ze vervolgens heupwiegend doorliep met een air van er is niets aan de hand, verbaasde mij misschien nog wel het meest.
Waar is het misgegaan in de Nederlandse samenleving dat we de onsmakelijke gewoonte van de Chinezen hebben overgenomen? Het kan toch niet de fluim van Frank Rijkaard op de Duitse voetballer Völler(1990) zijn geweest die we met zijn allen zijn gaan waarderen als zijnde een verzetsdaad tegen de bezetter. Als hommage aan Rijkaard ketsen we er publiekelijk maar op los? Zo groot acht de invloed van de voetballer niet, hoewel zijn jongere collega’s week in, week uit ook geen stichtend voorbeeld zijn. Trouwens ik vraag me ter plekke af, volleyballers en basketballers spuwen toch ook niet aan de lopende band, maar dit terzijde.
Waar de Chinese autoriteiten tijdens de recente Olympische Spelen getracht hebben hun eigen bevolking op te voeden door het publiekelijk rochelen te verbieden, neemt het hier hand over hand toe. Wat is de psychologische achtergrond van deze noviteit. Goed, vroeger gebeurde het ook wel, maar het werd vooral gezien als iets van boeren en lomperiken. Nu ben ik opgegroeid in een landelijke omgeving, maar het was toch algemeen gangbaar niet te spugen, al nam niemand het een oud pruimend mannetje kwalijk dat hij zijn diepbruine inhoud af en toe moest lozen. Het waren uitzonderingen en toen al iets van heel vroeger.
Hebben we soms een hekel aan onze omgeving, de grond waarop we lopen, dus bespugen we het? Of is het een nieuw elan van aanpakken met zijn allen, handen uit de mouwen, spuug in uw handen, rug rechten en aan het werk. We komen er wel uit in tijden van crisis, van welke aard dan ook. Maar voorlopig ziet het er niet zo uit en blijf ik het uitermate smerig vinden, een antropologische crisis als het ware. Ik hoop dat we in de nabije toekomst geen mondiaal spektakel naar ons land halen, want dan zouden we de Chinezen, of all people, moeten inhuren, om ons van dat onsmakelijke gedrag af te helpen.
Spugen, ik spuug erop.