Plaatjes en Kletspraatjes: De groeten aan Niels uit Duiven

De woensdag ligt nog voor me. Ze weet nog niet of ze zonnig gaat worden of toch andere plannen heeft. Zelf heb ik mijn afstreeplijstje voor de ochtend al op orde. Paspoort vernieuwen, boodschapje en 10.000 passen voor lijf, leden en mind bijna gelopen. Het is half tien en ik word geconfronteerd met een heel optimistisch gedicht in het park. Een gedicht van Niels:

Ik zit in de wind

Ik ruik de bloemen

Ik kijk naar alles om me heen

Ik wil alles meenemen

Omdat het nog winter is, geuren en kleuren de bloemen nog niet. Ik kijk ook om me heen en ik zie de woensdag voor me. Wat wil ik zien, wat wil ik meemaken en wil ik alles meenemen? Niels wilde duidelijk alles. Niels zat toen op de basisschool in 2010 en was blij met alles. Tenminste dat denk ik, of, in ieder geval, dat hoop ik.

Gedichten zijn om er een eigen inkleuring aan te geven, dus de boodschap van Niels aan mij op deze woensdagochtend is er één van ‘maak er wat van vandaag’.

En dat ga ik dan maar doen. Terwijl ik verder loop, denk ik aan Niels. Zal hij ruim veertien jaar later alles gekregen hebben wat hij wilde meenemen, of heeft hij ook weer dingen weggegooid of achtergelaten? Ik ken Niels niet, maar ik wens Niels in ieder geval het allerbeste.

Oktoberkinderen kom binnen, gauw

De buitendeur staat nog open. Op mijn rug staat het klamme zweet van eventjes wat klein snoeiwerk in de tuin. Het is immers nog zo zacht voor 19 oktober, bijna zwoel al zeg je dat niet snel over de Hollandse oktober. Twintig jaar geleden was het ook een warme oktober. Op het kaartje van ons eerstgeborene schreven we de volgende hoopvolle tekst:

oktoberkind oktoberkind

opdat je niet vergeet

de allerlaatste zoete braam

is de eerste die jij eet

een laatste warme zonnestraal

verwarmd jou eerste dag

en een laatste zwaluw die vertrekt

is de eerste die jij zag

dat is waarom een oktoberkind

niet geloofd in laatste dingen

’t zal een herfstdag als een lentedag bezingen

uit Oktoberkind van Liselore Gerritsen

 

Soms is dat na twintig jaar actueel gebleken, soms ook niet, maar als ouders blijf je uiteraard het hoopvolle van het gedicht benadrukken. Ik moet er nu aan denken, want de wind begint aan te wakkeren en het warme weekend is ten einde. De beloofde herfst is nu echt in aantocht. Ik hoop dat alle oktoberkinderen geboren zij, want ik vrees de herfst en de donkerte. Ik ben dan ook geen oktoberkind en kan slechts verlangen naar de lente. Misschien zijn meikinderen wel geboren grumpy old men, al gaan zeuren met dat de eerste herfstregen in aantocht.