Een gifgroene rochel

,,Ik heb het hart nu eenmaal op de tong liggen.”

Ze keek erbij alsof dit een verdienste is van de buitencategorie en daarom al haar gedragingen bij voorbaat gelegitimeerd zijn. Haar vriendinnen knikken meelevend. Ze durven haar niet tegen te spreken al vermoed ik enige gêne. Maar dat kan aan mij liggen, want ook ik was getuige van het betoog van de zichzelf uitgeroepen spontane en rechtdoorzee dame. Ze moet een jaar of vijfentwintig zijn, draagt een leren broek en een naveltruitje met bijbehorende piercing. Ondanks haar leeftijd kan het naveltruitje absoluut niet. Maar ik heb mijn hart niet op de tong, dus heb mijn esthetische wijsheden voor mezelf gehouden.

 

 

Ze had het uitgemaakt. Het slachtoffer was na de voetbalwedstrijd in de kantine blijven hangen en een biertje gedronken met zijn voetbalmaten. Buiten het ernstige feit dat hij niet mee was gekomen naar haar ouders, was hij volgens haar ook nog flink aangeschoten. Met zo’n kreng aan het handje zou ik iedere dag in de voetbalkantine zijn en de biertap rechtstreeks via een infuus in mijn bloedvaten laten vloeien. Ze kijkt gemeen, ze spreekt vals en is helemaal niet mooi. Maar ze heeft dus wel het hart op haar tong. Ze had hem de waarheid gezegd. Hij was een nietsnut die alleen maar aan werken en voetballen dacht. Hij had nooit tijd voor haar. Bovendien had ze tegen haar vriendinnen geroepen na een veelbetekenende stilte: ,, Hij is een loser in bed, hij kan er niks van. Al twee jaar zeg ik precies hoe ik het hebben wil, maar hij luistert niet.” Er volgen details die alleen vrouwen met elkaar en de VIVA delen. Voor mij als buitenstaander is het te intiem. En niet alleen voor mij, maar voor ieder weldenkend mens. De vriendinnen zetten hun empathische gezicht op en ondersteunen het verhaal met ach en wee’s.

Ik leef mee met de hardwerkende voetbalman. Ik ken hem niet, maar hij komt mij steeds sympathieker voor. Misschien is het geen prater en mogelijk een beetje dom. Wie zal het zeggen? Ik gun hem een lieve en zachte vrouw die dan best een beetje te dik mag zijn. Dat is niet zo erg als je lief bent, je mag van mij dan zelfs een vetrol aan de wereld tonen. Want ook te dikke meisjes van 25 mogen van mij een naveltruitje zolang ze het hart maar niet op de tong hebben.

Eenmaal in de trein zaten ze te ver van me af om de monoloog van de heks nog te kunnen volgen. Ik had dus tijd om na te denken of het goed is je hart op de tong te hebben? Ik heb geen eenduidig antwoord. Zelf heb ik mijn hart niet op de tong. Soms is dat lastig, maar vaak is dat ook prima zo. Als ik me bovenmatig inspan voel ik het hart wel eens in mijn keel. Eigenlijk is dat misschien wel de plek waar mijn hart figuurlijk het meeste zit. De keel kun je meer dan je tong beheersen. Als emoties opkroppen dan heb je de keus, je slikt het ongemak maar eens weg en heel af en toe, kun je de keuze maken om zo’n emotionele gifgroene rochel aan de openbaarheid te geven. Heel rationeel en overwogen maak je lucht door eens duidelijk te maken wat je ervan denkt. Niet dat gedoe van alles dat voor in je mond ligt delen met anderen en zeker niet te vaak. Daar komt alleen maar ellende van. En nog een voordeel, naveltruitjes zal ik niet dragen, een win-win situatie voor mijn omgeving.

Nederlanders, opnieuw de Chinezen van Europa?

Ik wil niet stigmatiseren, maar soms vind ik ons een stelletje viespeuken. Op school leerde ik dat wij de Chinezen van Europa zijn. Dat werd dan met gepaste VOC-trots gezegd, want wij Nederlanders weten altijd onze handeltjes wel ergens weg te halen. Nu ervaar ik ons nog steeds als de ‘Chinezen’ van Europa, maar ik constateer dat met een diepgeworteld ongenoegen. Want sinds wanneer spugen wij zo massaal in het publieke domein?

Is dat u nu ook opgevallen dat we de laatste tien jaar behoorlijk van ons af spritsen. Het kan u haast niet ontgaan zijn. Vaak zie ik groepen jongeren, onachtzaam langs sjokken en met enige regelmaat wordt achteloos overtollig speeksel weggezeild. Soms gaat daar zelfs een uitgebreid keel- en neusconcert aan vooraf en worden omstanders getrakteerd op een fluim die een kwart stoeptegel beslaat. Gelukkig zijn dit uitzondering, maar niet minder onsmakelijk als je ’s morgens op de trein staat te wachten. Nee, waar ik me hogelijk over verbaas is de achteloosheid waarmee veel jongeren (en in dit kader hanteer ik het begrip jongere tot de leeftijd van zo’n 35 jaar) te pas en te onpas van zich af tuffen. Meestal zijn het mannen, maar tot mijn grote leedwezen is een substantieel deel van de spritsers ook vrouw. En ik garandeer u dat mijn wereldbeeld wankelde toen ik een bloedmooie bakvis, haar hakken tikkend op het trottoir, even opzij kijk en een beetje mondinhoud aan de openbaarheid gaf. De nonchalance waarmee ze vervolgens heupwiegend doorliep met een air van er is niets aan de hand, verbaasde mij misschien nog wel het meest.

Waar is het misgegaan in de Nederlandse samenleving dat we de onsmakelijke gewoonte van de Chinezen hebben overgenomen? Het kan toch niet de fluim van Frank Rijkaard op de Duitse voetballer Völler(1990) zijn geweest die we met zijn allen zijn gaan waarderen als zijnde een verzetsdaad tegen de bezetter. Als hommage aan Rijkaard ketsen we er publiekelijk maar op los? Zo groot acht de invloed van de voetballer niet, hoewel zijn jongere collega’s week in, week uit ook geen stichtend voorbeeld zijn. Trouwens ik vraag me ter plekke af, volleyballers en basketballers spuwen toch ook niet aan de lopende band, maar dit terzijde.

Waar de Chinese autoriteiten tijdens de recente Olympische Spelen getracht hebben hun eigen bevolking op te voeden door het publiekelijk rochelen te verbieden, neemt het hier hand over hand toe. Wat is de psychologische achtergrond van deze noviteit. Goed, vroeger gebeurde het ook wel, maar het werd vooral gezien als iets van boeren en lomperiken. Nu ben ik opgegroeid in een landelijke omgeving, maar het was toch algemeen gangbaar niet te spugen, al nam niemand het een oud pruimend mannetje kwalijk dat hij zijn diepbruine inhoud af en toe moest lozen. Het waren uitzonderingen en toen al iets van heel vroeger.

Hebben we soms een hekel aan onze omgeving, de grond waarop we lopen, dus bespugen we het? Of is het een nieuw elan van aanpakken met zijn allen, handen uit de mouwen, spuug in uw handen, rug rechten en aan het werk. We komen er wel uit in tijden van crisis, van welke aard dan ook. Maar voorlopig ziet het er niet zo uit en blijf ik het uitermate smerig vinden, een antropologische crisis als het ware. Ik hoop dat we in de nabije toekomst geen mondiaal spektakel naar ons land halen, want dan zouden we de Chinezen, of all people, moeten inhuren, om ons van dat onsmakelijke gedrag af te helpen.

Spugen, ik spuug erop.