De NS als metafoor voor de zemelende Nederlander

We kunnen naar de maan en nog veel verder. Op grote afstand weten we precisie-bombardementen uit te voeren en de gemiddelde mobiele telefoon is een toverkastje, maar de NS laat het traditioneel afweten bij de eerste de beste tegenslag. Beloftes worden jaar in jaar uit gebroken met als gevolg briesende ministers en staatssecretarissen die met het schaamrood zich moeten verantwoorden bij de Tweede Kamer.

 

En als een pavlowreactie keert de hele Nederlandse opinie zich tegen de Nederlandse Spoorwegen en/of Prorail. Het zijn hoogtij dagen om onze Nederlandse volksaard tot wasdom te laten komen: zeuren, zeiken en zemelen. Off the record, een goeden tip voor de heer Wilders om niet met het onzalige idee te komen de Elfstedentocht tot nationale feestdag uit te roepen, maar de dag dat de eerste stremmingen bij het spoorwegverkeer zich openbaren. Dan ben je ieder jaar verzekerd van een feestje op nationaal niveau: De verenigde nationale ontevredenheidsdag.

Ik ga de NS in winterse dagen zeker niet vergoelijken, integendeel, want het verbaasd mij ook, al besef ik dat in Nederland de spoordichtheid ongeëvenaard is. Maar als we eens naar de essentie van van het probleem gaan. Vroeger had een NS-er een zekere status, kinderen wilden conducteur of treinmachinist worden, de werknemers hadden een baan voor hun leven, waarbij je je kon afvragen wie belangrijker was de partner of het spoor. Ik herinner me eind jaren tachtig nog goed, mijn inmiddels Poolse schoonzus prepareerde zich altijd op tijd voor een treinreis, want je wist maar nooit wanneer de trein zou komen. Wij lachten haar uit, de trein rijdt gewoon op tijd. We twijfelden niet eens. Goed, het was wel een staatsbedrijf en dat is heel erg.

Sindsdien zijn er inhaalslagen gemaakt onder de noemer van privatisering, rationalisering, specialisaties met als gevolg meer directeuren en (deel)verantwoordelijken. Communicatie tussen de verschillende onderdelen wordt steeds belangrijker want binnen de grote moloch Nederlandse Spoorwegen blijken enorme belangentegenstellingen te ontstaan. We gaan vooruit met al die modernisering, maar niet als er een vlokje sneeuw valt. De essentie van het probleem is volgens mij het ontbreken van bezieling. Niemand heeft meer overzicht ondanks de vergaande digitalisering, of misschien wel dankzij de digitalisering. Werknemers zijn niet meer betrokken genoeg. Ze voeren hun deel uit en zijn klaar. Ze kunnen (of mogen) niet meer over de muur van een andere afdeling kijken. De NS is ontzield en heel Nederland constateert dat en met slecht weer komt er een tsunami van klachten.

Maar ik wil het volgende vragen aan de hulpverlener in de geestelijke gezondheid, of aan de docent op de middelbare school, of aan de politie-agent, eigenlijk allen die gebruik maken van de Nederlandse Spoorwegen en lustig mee-ageren tegen de NS. Kijk naar uw eigen beroepspraktijk. Hoeveel docenten klagen niet over het feit dat ze niet meer aan les geven toekomen? Het is geen zeldzaamheid dat een mentor van een middelbare school in geval van een ‘probleemkind’ zijn kostbare lestijd moet opofferen voor gesprekken met wel vijf verschillende instanties zonder dat het iets oplevert. We gaan vooruit met die modernisering, maar het onderwijs wordt niet beter. En dan de treinreizende hulpverlener in de GGZ (mijn stokpaardje). Ze moeten zeker iets in bovenstaand verhaal over de NS herkennen: Geen bezieling, fragmentatie van de werkzaamheden, ‘succesjes op deelgebieden’ maar het zicht op de context kwijt zijn. En misschien wel het allerergste, berusting door onmacht, want het is niet anders.

Gelukkig zijn wij als Nederlandse bevolking niet zo, wij berusten niet en klagen er lustig op los als het om de NS gaat. Maar is er niet een bijbelse wijsheid dat je pas klaagt over de splinter bij een ander als je je eigen balk verwijderd hebt? Ik zou zeggen aan alle lezers, doe wat aan die balk.

(NB. En ik heb het zeker niet over het Friese Balk, een van de crisisplaatsen voor de elfstedentocht)

 

 

Omdat ook de GGZ ter sprake komt,  zal dit stuk ook geplaatst worden op ons weblog http://www.dolgedraaid.wordpress.com

 

Kakelkrant van Sprakeloos 52: It giet oan, ook voor Bea

Eind januari nadert en de royalty-watchers hebben hun beschouwingen klaar. Gaat ze door of zal ze op haar verjaardag het stokje overdragen aan Willem Alexander (en natuurlijk Maxima)? Inmiddels is het 1 februari 2012 en ze gaat nog gewoon door. Ik, als passief Republikein, bewonder haar stiekem. Ze wordt gezien als een kille koningin, gelijk het huidige ijzige weer. Ze komt misschien zakelijk over, maar daar is niets mis mee. De mensen die haar hebben ontmoet, spreken over een betrokken en meelevende vrouw. Ik kan er niet over oordelen. Zelf heb nooit een kopje koffie met haar mogen nuttigen. Dat is geen ramp, want ik vermoed dat ik me niet aan het protocol kan houden. “Hare Maje” of “Koninklijke Hoogheid” komt niet uit mijn strot, dat zal de Republikein in mij zijn. Ze zal het moeten doen met mevrouw van Oranje, mevrouw de koningin of van mijn part mevrouw van Buren. En daarmee voor mij geen bezoekje op Noordeinde.

Toch prijs ik prijs mezelf gelukkig met ons staatshoofd. Ze is in ieder geval intelligent en uitstekend in staat ons land te vertegenwoordigen. Hoe zij onlangs verscheen, samen met haar schoondochter, bij de moskeeën in de Golfstaten. Ik was diep onder de indruk van de waardigheid en de respectvolle benadering. Eigenlijk heel vanzelfsprekend en het mag niet eens tot gespreksstof leiden. ( Hoe haalt die muppet uit Venlo het in zijn hoofd?) En met dezelfde vanzelfsprekendheid is ook 31 januari 2012 voorbij gegaan. We kunnen rustig blijven slapen onder de bezielende leiding van Bea.

Hoe zal dat gaan, de onderhandelingen tussen het staatshoofd en de kroonprins? Niemand weet het en dat geeft voeding aan allerlei tv-series. Zelf heb ik ook een vermoeden. 74 jaar is nog niet heel oud, maar op zijn minst een respectabele leeftijd. Misschien was ze het van plan om op haar verjaardag aan te kondigen om weer prinses Beatrix te worden. Mogelijk heeft ze met de gedachte gespeeld. Maar toen kwam Willem vanuit Wassenaar aanscheuren. Zijn bolide fout parkerend bij Paleis Noordeinde. Enthousiast galmt het vanuit de ontvangsthal in het Paleis:,,MA, MAMMA, LUISTER, LUISTER IT GIET OAN, IT GIET OAN.” Licht verstoord komt de koningin haar zoon tegemoet. ,,Rustig toch jongen, wat is er aan de hand Alex?” Struikelend over zijn eigen woorden herhaalde de prins. “Mamma, it giet oan.” Beatrix schudt haar hoofd en wijst op de hysterie in Friesland, een jaarlijks terugkerende mantra van Elfstedenkoorts. ,,Echt mam, dit jaar echt.”

Even is het stil. Een denkrimpel vormt zich op het gezicht van Beatrix. Ze kijkt naar haar onstuimige zoon en geeft een kort minzaam knikje. Een oerkreet ontstijgt uit Willem van Buren. ,,Je bent de liefste mamma, van de hele wereld.” Hij bedelft zijn moeder met knuffels. ,,Het is goed jongen, ga nu maar, ik heb nog veel te doen.”

Even later pakt ze een sigaret, kijkt in haar agenda en streept de afspraak met de tv-ploegen voor 31 januari door. Ze begrijpt die jongen wel. Het rijden van een elfstedentocht past niet bij de voorbereiding van het koningschap. Bovendien wil hij voor Maxima natuurlijk ook nog één keer echt onvervalst Hollands excelleren.

Terwijl ze haar sigaret uitdrukt mompelt ze: ,, It giet oan, ook voor mij nog een jaar. Och 75 jaar is een mooie leeftijd om nog volop te genieten van het leven.”

Dorus de Binnenboel doet de Elfstedentocht

 

Er zijn van die dagen in het leven van Dorus dat het niet wil vlotten. Hij wordt dan hevig heen en weer geslingerd tussen “er moet een heleboel, maar het wil maar niet uit mijn handen komen”. Vandaag is het precies zo’n dag. Ondanks de lente die in aantocht is, willen de kriebels nog niet echt binnendringen, de schoonmaakkriebels wel te verstaan.
En toch ligt er een scala aan grote en kleine klusjes op Dorus te wachten.
Dorus kijkt om zich heen en aanschouwt zijn omgeving. Hij werpt een wanhopige blik naar boven alsof daar de oplossing te verwachten is. Maar boven zijn nog veel meer klusjes die vragen om ontklust te worden.
“Was ik maar een echte man” roept Dorus ten einde raad, maar blijft vervolgens gewoon zitten.
Dorus denkt na over het echte man zijn en daarmee wordt zijn schuldgevoel voor even op de achtergrond gezet.

“Ja, een echte man die doet geen klusjes, maar klussen. Hij wast de auto, repareert de wasmachine, vervangt een leertje in de lekkende kraan en verwijdert de groene algen met de hogedrukreiniger die hij gekregen heeft met vaderdag van zijn kinderen, die trots zijn op zo’n handige vader.”
Dorus kijkt naar zijn handen en ziet dat ze allebei dezelfde kant opstaan, de linkerkant wel te verstaan. Een echte man heeft een schuur met gereedschap, maar Dorus niet. Natuurlijk heeft Dorus het hoognodige, een hamer, een zaag, setje schroevendraaiers en dopsleutels en zelfs een heuse gereedschapskist. Die kist heeft Dorus gekregen van zijn schoonouders bij de eerste verjaardag dat ze als zodanig gekenschetst mochten worden.
“Hier een nuttig cadeau voor je,” hoort hij zijn schoonvader nog zeggen.
De arme man wist toen nog niet beter, maar door de hoeveelheid klussen die hij vanaf dat moment al heeft moeten opknappen voor zijn dochter, is de achting voor zijn schoonzoon wel ernstig geslonken.
“Je kunt wel aardig schrijven,” zegt hij soms, maar het klinkt wel wat wrang uit zijn mond.
Een gereedschapskist of niet, meestal moet Dorus toch de spulletjes die in de gereedschapskist zitten elders zien te vinden. Dorus is niet trots op zijn gereedschap, zoals een echte man. Soms droomt Dorus van een grote klopboormachine en dan voelt hij zich een echte man. Hij zou iedereen versteld doen staan.

Voorlopig heeft Dorus nog te maken met de klusjes die op hem wachten. Want zolang je niet aan het klussen bent, is er geen excuus om de klusjes niet te doen. Dat vindt Dora tenminste.

“Maar mannen houden niet alleen van klussen, ze houden ook van sport.”
Met deze rare gedachtekronkel probeert Dorus de klusjes in een positiever daglicht te krijgen. Dorus zit te broeden hoe hij de klusjes kan afwerken in een sportieve happening. Hij pakt de sportbijlage van de krant en probeert daaruit inspiratie te vinden. Bij het zien van de foto van Foppe de Haan, oud-trainer van de voetbalvereniging Heerenveen, thans trainer van jong-Oranje, ontstaat er een plannetje.
“Foppe, Friesland……..een elfstedentocht. Ik ga elf klussen uitzoeken en doe net of ik de elfstedentocht moet schaatsen onder barre omstandigheden.”
In de optiek van Dorus kost het niet zoveel moeite om de barre omstandigheden voor te stellen. Als een ware ijsmeester controleert hij het huis op de meest noodzakelijke klussen. Als hij er elf heeft gevonden, voorziet hij ze allemaal van een passende Friese plaatsnaam te beginnen bij Leeuwarden. De Friese hoofdstad is het zenuwcentrum van de tocht. Daarna volgen Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindelopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker, en voor klein klusje tussendoor het onvergetelijke Bartlehiem, om vervolgens bij het keerpunt Dokkum terug te gaan naar Leeuwarden. Eenmaal in Leeuwarden zal de overwinning zoet smaken en zal hij terug kunnen kijken op een geslaagde tocht. Gezien de barre omstandigheden zal een record er niet inzitten, maar de tocht zal een tocht der dapperen zijn en Dora zal hem trots opwachten bij de finish in Leeuwarden. Maar dat is later, eerst zal de tocht gereden moeten worden.

Dorus zet zich schrap voor de start.
“Klaar voor de start, af.”
Nog in het donker, onder het bed van zijn oudste zoon, zoekt Dorus de vuile kleding bij elkaar en deponeert deze in de daarvoor bestemde mand. Leeuwarden ligt nu achter hem. Dan boent hij het tuimelraam in de slaapkamer van zijn jongste zoon, het begint inmiddels een beetje licht te worden als hij Sneek begint te naderen. In IJlst, het is volledig licht, doet Dorus meteen ook het raam van de badkamer. Vervolgens krijgt de badkamer een snelle beurt, als hij in Sloten aankomt. Via de het stofzuigen van de overloop (Stavoren) en het afstoffen van de vensterbanken (Hindelopen) komt Dorus aan in Workum alwaar hij het koffiezetapparaat aanzet.
“Het loopt voorspoediger dan ik dacht” zegt Dorus, “we zijn bijna op de helft. In Bolsward mag ik even rusten.”
Met het vooruitzicht van de koffie had Dorus niet door dat het al meer moeite begint te kosten, maar na Bolsward viel het toch tegen. Naar Harlingen ging het nog net en de vaat was weggewerkt, maar de weg naar Franeker en Dokkum viel zwaar tegen. De vette oven wilde maar niet schoon worden en ook de metalen afzuigkap was een pittig karwei. De juiste cadans werd niet gevonden alsof Dorus een hevige noordooster moest trotseren. Om het leed richting Dokkum te verzachten, besloot Dorus onderweg zijn diskman op te doen. Dat moet in de buurt van Bartlehiem zijn geweest alwaar de Dorus naarstig op zoek is naar zijn CD van de Blaùhuster Dakkapel. Met de vrolijke klanken van dit feestorkest zwoegt Dorus zich een weg naar Dokkum.
Dan de laatste etappe, terug naar Leeuwarden, en dat betekent alles voor het oog netjes maken en alles opruimen wat op zijn weg komt.
Met pijn en moeite komt Dorus aan in Leeuwarden.
“De klus is geklaard”
Want Dorus vindt dat de optelsom van klusjes toch echt een klus genoemd mag worden.
Bij de finish hoort hij een claxon en hij ziet Dora met de auto komen aanrijden. Ze is dus nog net getuige van zijn binnenkomst. Dorus kan de felicitaties in ontvangst nemen.

Dora geeft Dorus een kus en kijkt in het rond.
“Ik zal even de kranten opruimen en de planten water geven.” zegt ze tegen Dorus.
Met stomheid geslagen kijkt Dorus haar aan.
De overwinning smaakt Dorus niet en hij laat het in de nabije toekomst maar weer gewoon bij klusjes.