Begrip, van de dag (98) Colognaise

 

 

COLOGNAISE

Een perfect stukje jatwerk, het begrip van vandaag. Beter goed gestolen, dan slecht gemaakt gaat het spreekwoord toch. De Speld kwam vandaag in mijn timeline langs glijden en die hadden bovenstaande spotprent ook al van de cartoonist Oppenheimer ontfutselt. Ik ben altijd zo ontzettend jaloers op mensen die kunnen tekenen en helemaal op een cartoonist die met een afbeelding een woud aan beelden kan oproepen en even zovele vragen. Alleen de uitvinding van het woord Coloignaise. Ik vind het briljant.

Ik hoor de discussies aan over seksueel geweld tegen vrouwen, of deze nu wel of niet cultureel bepaald zijn. Natuurlijk zijn ze niet cultureel bepaald in de zin dat het alleenrecht op seksueel geweld zeker niet bij ‘Arabieren’ en ‘Noord-Afrikanen ligt, integendeel. Maar het gemak waarmee de politieke agenda gemanipuleerd wordt om andere problemen aan te kaarten is weerzinwekkend en doet in ieder geval geen recht aan de omvang van het probleem. Er is nu eenmaal een groep die een ongelooflijke hekel hebben aan het Westen, in een machocultuur leven en bovendien en zich ook nog eens religieus gedekt voelen. Dat laatste in in deze context wel een raar woord. Misschien nog wel erger dan het potentiële gevaar van massa-aanranding is de stigmatisering van de overgrote meerderheid van onschuldige vluchtelingen. We hebben al een politiek misdadiger die ze op voorhand in kampen wil stoppen.

Ook heel naïef is de gedachte de een training of voorlichting een afdoende oplossing is. Er vanuitgaande dat de meeste mannen uit Irak of Syrië deze training echt niet nodig hebben, is het aanbod op zijn minst kleinerend. Bovendien is het nutteloos, want als je met een gedragstraining een onmetelijke culturele kloof kunt dichten bij hen die echt geen goed woord over hebben voor de westerse waarden en normen in het algemeen en voor vrouwen in het bijzonder, dan zou ik meteen zendingswerk gaan verrichten in Syrië en de wereldvrede is nabij. Gelukkig hebben we het carnaval om al het wereldleed te ridiculiseren met de Coloignaise. De gestrekte arm is toch al een beladen begrip, maar werpt nu dan toch zijn carnavaleske vruchten af. Helau!!!!!

 

Begrip, van de dag (37) Alaaf

 

ALAAF

Het is vandaag de elfde van de elfde en het mantra van de jaarlijkse nieuwsvoorziening heeft de camera’s weer gericht voor een shot uit Brabant of Limburg. Ik houd wel van die vast terugkerende nietszeggende thema’s op het landelijke journaal. Over Carnaval heb ik hoegenaamd niets te melden, het zit niet in mijn genen, niet in mijn karakter al ben ik ver beneden de rivieren geboren. Ieder zijn meug, al moest mijn katholieke moeder vroeger bidden voor het zondige Zuiden tijdens de Vastenavond. Ik zou zeggen Alaaf!

Alaaf, een raar woord eigenlijk als je het even goed proeft. Normaal gesproken bezigt men dat niet in het dagelijkse spraakgebruik, zelfs niet in gebieden die verder weg staan van het ABN of wat er voor ABN door moet gaan. Er zijn twee versies wat de oorsprong is van het  Keulse woord. De eerste zou zijn een verbastering van elf, een voor de hand liggende verklaring. Het tweede zou een begroeting van Keulse carnavalvierders zijn die in plat Keuls elkaar bevragen all af (in Hoogduits all ab). En hèt moet natuurlijk af zijn voor je echt los mag gaan.

Ik vraag me dan wat er af moet zijn, je werk, je katholieke plichten om de wereld beter te maken of dat de ruzie met je vrouw beslecht is? Pas dan kan er carnaval gevierd worden om na het carnaval met een kater op je werk te komen, alle 10 geboden te zijn vergeten en weer ruzie met je vrouw omdat je het gebod van het overspel naast je neer hebt gelegd. Carnaval is antropologisch het feest van de omkering van maatschappelijke rollen. Ik vraag me af of die behoefte er nog wel is anno 2015 als je een beetje om je heenkijkt. Eerder zou ik denken aan de wens van totale verdoving. En dat is het in de praktijk ook vaak. Zoals ik al zei, ieder zijn meug. Alaaf!

Heel gewoon, Kom d’r bi-j, een jeneverstokeri-j/ NORMAAL

“Ich bin ein Berliner”

Een gevleugelde uitspraak van Kennedy in de moderne geschiedenis. Een oneliner die hout snijdt. Over vijftig jaar zal dit nog een begrijpelijke tekst zijn waarbij de meesten de historische context ongetwijfeld nog zullen begrijpen. Andere steden die kunnen buigen op een vergelijkbare kreet ken ik eigenlijk niet. ‘I ‘m living in de Big Apple’ komt daarbij het meest in de buurt. Het is dat New York dusdanige mondiale bekendheid heeft dat het niet per definitie een pathetische uitspraak is. Maar op de keeper beschouwd is New York niet meer of minder dan elke willekeurige andere stad. Goed, er wonen meer mensen, maar dat is dan ook alles. Een grove schatting van mij is dat er misschien wel vijftig steden in de wereld zijn die meer inwoners hebben. Toch zijn er velen die hun verblijf, tijdelijk of langdurig, in New York vergezelt laten gaan met een air van ‘nou, daar heb je niet van terug.’ Dat zul je bewoners van Mexico City, Karachi of enkele Chinese steden nimmer horen zeggen.

 In Nederland heb je iets soortgelijks, weliswaar op kleinere schaal, maar er is een categorie mensen die het wonen in Amsterdam en daarmee het Amsterdammer zijn erg bijzonder vinden. ‘Neij, moet je waitu, ik wown in Amsterdam, midden in de Paip. Dus…….?Dus wat, denk ik dan. Moet ik medelijden hebben met je omdat geluidshinder, parkeeroverlast en gebrek aan frisse lucht je parten speelt zodat je niet meer normaal kunt denken. Of moet ik nu tegen je opkijken? Uiteraard doe ik geen van beide. Ik vind Amsterdam een leuke stad om te zijn en een leuke stad om weer te vertrekken. Een mooie stad zoals er vele anderen zijn, in Nederland en daarbuiten. Geen reden om specifiek trots op te zijn. Net zo min als het statusverhogend is om te vermelden Fries, Groninger of Brabander te zijn.

Begrijpt u me misschien niet?

“Ik ben groots een Duivenaar te zijn.!!!!

Dat is toch zielig? Meteen denk ik dan waarop die Mokummers, Friezen of Brabo’s dan zo trots zijn? Waaraan meten zie die fierheid? De grootte, de mate van uitzondering of het aantal kroegen, musea of hoerententen? Of is het gewoon een beperkt ego dat jengelt om bevestiging omdat ze niet gewoon blij kunnen zijn met de plaats waarin ze wonen of geboren zijn.

Bovenstaande tekst is enorme lange brug om tot mijn eigenlijke onderwerp te komen, want u had waarschijnlijk niet door dat dit een muziekcolumn was. Echt waar.

Een groep Nederlanders heeft zich de laatste decennia pas een beetje geëmancipeerd in het trots zijn op hun achtergrond, hun tongval, taal of dialect, hoe u het ook maar noemen wilt. Dat zijn de Achterhoekers. Hun voorganger is jarenlang Benny Jolink van Normaal geweest en hij doet dat op bescheiden schaal nog steeds. Een fenomeen in de Achterhoek en inmiddels voor een groot deel van Nederland.

Ik weet dat dit ten Westen van Utrecht niet altijd begrepen wordt en de term provinciaal vooral een hele negatieve lading heeft. Maar och, wat maakt dat uit, emancipatie is vooral een beweging die de groep zelf verheft en waarbij het niet nodig is om je eigen vreugde, of trots zo u wilt, te meten aan het geluk of de eigengereidheid van anderen. De Achterhoeker is dus trots en terecht.

En even voor de goede orde, Duiven is geen Achterhoek, want leer mij de Westerling kennen die alles ten Westen van Utrecht en tussen Groningen en Nijmegen al snel Achterhoek noemt. Ik weet het, te bizar voor woorden, want wanneer je Leiden in de kop van Noord-Holand plaatst, wordt er al snel aan je geestelijke vermogens getwijfeld. Ik wil daarmee zeggen dat ik niet aan zelfpromotie doe, integendeel.

Ik vind De Achterhoek leuk en Benny Jolink met zijn band Normaal een topgast.

Wat is er trouwens mis met boeren? Zondag gaan we weer met miljoenen kwijlen bij het programma ‘Boer zoekt vrouw’ waarbij de mooie en ideale schoondochter Yvon Jaspers de plattelandse romantiek toont.

Graag wil ik een nummertje met u delen. Het repertoire is vanaf 1975 bijna oneindig en ik vind het moeilijk om een representatief liedje te kiezen. Ik heb het uiteindelijk gevonden in ‘De jeneverstokeri-j. Een boertig liedje dat vrolijk, simpel, maar in mijn optiek ook zo tijdloos en alleszeggend is.

Ik zou zeggen, luistert en geniet en zing vooral uit volle borst mee. Geneer u niet.

 

 

Ik heb speciaal slechts een beeld in het filmpje gemaakt. Allereerst dat leidt niet af van de tekst. Iets anders kan ik trouwens ook niet.

Hej ’t al geheurd, ‘t mot gisteren zijn gebeurd

Zie hebt bij Manus Mazzelkamp een inval gedoan

Ik heb altied al gedacht da’k iets aan Manus zag

Jeneverstokeri-j had ie op de dèle stoan

Toen de politie kwam op het erf sjouwen

Was Manus net begonnen een jenevertjee te brouwen

Hie had toen weinig keus, hie pakte toen een deus

Die dijen vol met flessen schreeuwen met een rooie neus

Kom d’r bi-j (4x)

In mien illegale jeneverstokeri-j

Kom d’r bi-j (4x)

Twee kwartjes veur een borrel en de toegang die is vri-j.

De stoere hermandad, dach bi-j zien eigen wat
Kan ’t ok verdommen, zunde van ’t jenevertjeee
As wi-j dit zaakjen meldt, dan kost ‘m dat völ geld
Wi-j holt ’t onder ons en dan is iedereen tevree
Wi-j doet veur disse keer een rechteroogjen dicht
Manus draaien deur tot an ’t ochtendlicht
Der wier ok noageproat deur de gemeenteroad
Zie hielden ’s margens vrog een polonaise op de stroa

Kom d’r bi-j (4x)

In mien illegale jeneverstokeri-j

Kom d’r bi-j (4x)

Twee kwartjes veur een borrel en de toegang die is vri-j.

Moar Manus hiel gin moat
Zie vonnen um langs de stroat
Doar lag hi-j te kreperen
Zien leaver was niet best
De rest van ’t stel was niet te pas
En vuulen zich onwel
Moar zie bunt allemoal op de begrafenis gewes

In de ri-j (4x) met ’t verlies van Manus was niemand bli-j
Kom d’r bi-j (4x) Noa ’t condoleren ston een pötjen pils der bi-j

Kom d’r bi-j (4x) as wi-j schuunsmarcheren kump d’r nog een pilsjen bi-j

Kom d’r bi-j (4x) Een borreltjen mag ok wel, maar nimmer dan slechts twe-j

Kom d’r bi-j (4x) Ie drinkt moar wat ie wilt, want in dit land bun ie doar in vri-j

Kom d’r bi-j (4x) En ai n keertjen niks drinkt bun je d’ andere murgen blij

Rosenmontag Spaziergang

Mistroostig kijkt de man naar buiten. Het aanbod aldaar is niet erg uitnodigend, toch zal hij zijn verplichte wandeling moeten maken voor het psychische en fysieke welzijn. Het is wat grijzig in een witte wereld en op het journaal hebben ze een temperatuur van onder nul beloofd.

Eenmaal buiten blijkt hij een van de weinige helden te zijn. De rest van de mensheid las absoluut geen uitnodiging in de winterse kou geschreven. Ondanks de desolate aanblik, was er veel lawaai. Om voor hem onbegrijpelijke reden maakten de vogels een hels kabaal.

‘Ik ben geen ornitholoog, ik spreek hun taal echter niet.’

Misschien verwittigen ze elkaar dat er een rare tweevoeter met dit weer naar buiten gaat, zonder veren nota bene. Misschien hebben ze wel gewoon honger na zoveel weken sneeuw. Mogelijk spelen de hormonen hen parten, maar worden ze nog gedwarsboomd door de weersomstandigheden en dat is natuurlijk heel frustrerend. Een ding is zeker, de Wielewaal roept hen nog niet.

‘Dus wat doe ik hier in die Siberische koude.’

Buiten de vogels is het bijna stil. Alleen een auto komt langzaam aanrijden, de gladde wegen noodzaakten de chauffeur tot voorzichtig rijgedrag. Als de man bijna genaderd is, stopt hij. Hij kijkt alsof hij best sneller wil rijden, maar de verplichtingen die zijn werk met zich meebrengen zijn belangrijker. Hij pakt uit de achterklap van zijn kleine bestelbusje een pakketje. De leesportefeuille, leesplezier dat je zelf kunt samenstellen lees hij op de auto. De bladenman heeft een uitstervend beroep en aan zijn gezicht te zien, heeft hij er ook nog weinig plezier in. En hij moet nog tien jaar zo te zien en als het even tegenzit, zullen de opvolgers van Vader Drees hem nog twee jaar langer laten lijden.

Als de man in zijn tijdschriften mobiel verder gaat het leesplezier te verspreiden, is het wel echt stil. Ook de vogels houden hun gemak als de rand van het dorp achter hem ligt. Tussen de weilanden en langs het spoor treft de man niemand meer. Voor het psychische en fysieke welzijn, zet hij de pas erin. Het helpt hem ook om een beetje warm te worden en al snel nadert hij het volgende kerkdorp. De hoofdstraat is bezaaid met serpentines en confetti. Hier en daar liggen platgetrapte snoepjes die niet door kinderen zijn opgeraapt. De carnavalsoptocht is de zondag ervoor langs geweest, maar van enige feestelijkheden nu, is amper iets waar te nemen.

‘Het is Rosenmontag’, herinnert de man zich, maar de tijd van kolderieke leut is voor hem al eeuwen geleden.

Trouwens de feestelijkheden op deze desolate maandagochtend lijken ook hier nog niet op gang te zijn gekomen. Uit een van de huizen komt wel de geur van worst en boerenkool via de luchtkoker. De ultieme voorbode dat later die dag mogelijk weer leven in de brouwerij zal zijn. Nu moet de kater eerst weggewerkt worden met koffie en een stevige stamppot. De man kijkt op zijn horloge en ziet dat het half twaalf is.

‘Inderdaad, over een uur of twee zal het aanzienlijk drukker zijn.

Hier en daar fietst een ‘vroege vogel’ in kleurrijke kleding, maar ook met een dikke jas tegen de kou. De gezichten staan niet erg ontspannen, chagrijnig zelfs. Mogelijk dat hutspot met klapstuk bij een van de verzamelpunten van de verschillende vriendenclubs daar verbetering in kan brengen. Het zijn namelijk hoofdzakelijk jonge mannen. Hun vriendinnen zullen ongetwijfeld eerder zijn opgestaan om de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor het eten. Ze hebben statistisch gezien ook minder kans op een enorme kater.

Midden in het dorp staat de enige horecagelegenheid met een feesttent op de parkeerplaats. Aan de buitenkant is het een gewoon café zoals er nog velen staan in de verschillende kerkdorpjes. De tafels zijn bedekt met dikke tafelkleedjes en hoogstwaarschijnlijk staan er ook nog gewoon asbakken. Nu is de entourage feestelijk gemaakt met ballonnen en slingers. Boven de ingang staat dat prins Cor heer en meester is. Zijn gevolg, de carnavalssteken zijn goed zichtbaar vanaf buiten, praat nog rustig na over de avond ervoor. Mogelijk dat ze bezig zijn met de festiviteiten van die middag. Zachtjes is uit de luidsprekers, die boven de foto van prins Cor hangen, muziek te horen. Heel langzaam wordt de stemming er voor die dag ingesleten.

‘Am Rosenmontag bin ich geboren,

Am Rosenmontag bei uns daheim.

Bis Aschermittwoch bin ich verloren,

Den Rosenmontagskinder müssen närrisch sein,

Den Rosenmontagskinder müssen närrisch sein.’

‘Er is hier nog niemand ‘närrisch’’, bedenkt de man terwijl hij het etablissement achter zich laat en verder wandelt, zijn psychische en fysieke welzijn tegemoet.

‘De vogels zijn niet ‘närrisch, de bladenman niet en ook de onderdanen van prins Cor nog lang niet. De enige joker ben ik zelf om met dit weer te wandelen.’

Hij schroeft zijn wandeltempo nog maar eens een beetje op. Toch begint hij onbewust te neuriën en loopt in de cadans van het liedje dat hij in zijn hoofd heeft.

‘Am Rosenmontag bin ich geboren,………..

De zon begint zowaar een gevecht aan te gaan met de grijze lucht als de man zijn rondje heeft gewandeld. Een beetje lente dan toch en een beetje herboren na zijn wandeling. Met het carnavalsfeest bij prins Cor zal het ook wel goed komen die middag en ook de vogels zullen binnenkort hun nesten bouwen. Of het met de bladenman goed zal komen, weet hij niet. Hij kan het alleen maar hopen.