Anti katten column/ 29-06-2008

Na drie kwart jaar bloggen is het me opgevallen dat de aandacht bij een aantal mensen voor hun huisdier en dan met name katten hevig uitgeleefd wordt. Nu, ik deel de liefde voor katten niet, integendeel.

Allereerst ben ik allergisch voor die beesten, dus het ultieme argument om mijn eega, wel kattenliefhebster, iedere vorm van discussie te ontnemen om een kat in huize Sprakeloos te nemen. Of beter gezegd, een kat de keus te geven voor een gezellig huisje. Ja, ja, want dat is ook zo’n jeukargument, dat mensen niet een kat kiezen, maar een kat een huis.

Maar de echte onenigheid tussen mij en katten, stamt van het eerste zandbakje dat ik als trotse en empathische vader heb laten metselen in de tuin. Niet snel daarna was het een openbaar toilet voor katten. Tegenwoordig, levend in een wijk met veel katten (en honden overigens) moet ik bij het tuinieren altijd rekening houden met kattenstront op de meest onverwachte plaatsen en zijn we genoodzaakt horren voor onze ramen te plaatsen want een van die brutale buurkatten heeft ontdekt dat je zo het raam in kunt klimmen. De echtelijke stonde is al twee keer misbruikt als rustplaats.

Mijn hekel gaat niet verder dan de katten de tuin uitjagen en mijn verbazing dat er wel hondenbelasting is (heel terecht), maar geen kattenbelasting. De titel boven dit blog is niet meer dan een lokkertje, want de echte kattenliefhebber zal zeker even kijken.

Voor mij is het een aanleiding om een van mijn eerste verhaaltjes te plaatsen. Een verhaaltje dat ik zo’n 6 jaar geleden, toen ik begon met kleine verhaaltjes, heb gemaakt. Over mijn lievelingsdieren.

Stokstaartjes 

Al heel vaak is de vraag gesteld, wie kijkt nu naar wie, bij een bezoek aan de dierentuin. Sommige dieren lijken helemaal geen belangstelling te hebben voor de mensen die hun verblijf bezoeken. Dit is bij vogels vaak duidelijk. Eenden gaan hun eigen weg, flamingo’s blijven staan waar ze staan en papagaaien met hun mooie felle kleuren hebben op grond van hun prachtige veren geen zin om te reageren. “Wij zijn mooi genoeg en dat is voldoende legitimatie om hier te zijn, doe er maar wat mee.” Zo’n houding stralen ze tenminste uit.

 
De leeuwen liggen meestal lui op de grond of lopen wat sloom heen en weer. Hun jachtinstinct lijkt uitgedoofd, maar af en toe lijkt het hun te spijten dat de afscherming naar de kijkende mensen een onneembare barrière is. Apen spreken natuurlijk al jaren tot de verbeelding, mede door het feit dat onze verre voorouders ontegenzeggelijk iets met hen van doen hebben. Wij projecteren het gedrag van de apen al snel op ons eigen gedrag en lijken ze goed te begrijpen. Andersom lijken apen ook heel veel belangstelling te hebben voor hun omgeving, met name de mensapen vermaken zich soms met de kijkende mensen. Op andere momenten storen ze zich zichtbaar aan hun “ontwikkelde” soortgenoten.
 

 Naast de apen mogen ook stokstaartjes zich in een grote schare fans verheugen. Ik durf niet eens te zeggen hoe de stokstaart zich verhoudt tot de mens als we de evolutie bekijken, maar ze hebben in ieder geval een schrander uiterlijk. Bovendien ogen het heel sociale diertjes die liever geen ruzie maken met hun buren.

Wat mij nu het meest intrigeert is waar ze hun blik op richten als ze zichzelf in evenwicht houden met hun staart en hun voorpootjes gekromd op hun borstkastje. Kijken ze alleen of ruiken ze vooral? En wat zien of ruiken ze? Ik weet het niet. Ik probeer mee te kijken, maar zie meestal niets bijzonders. Ja soms een wat buitenissig geklede dame met een rare hoed, maar zoiets trekt mijn aandacht, toch niet van de stokstaartjes? Nee, ze geven de indruk zaken waar te nemen die voor ons, menselijke stervelingen, altijd een geheim blijft. Het geeft de dieren iets mystieks zonder een hooghartige of verwaande uitstraling. Ik had al gezegd dat het ook sociale diertjes zijn, want als de een iets waarneemt dan houdt hij of zij het niet voor zich zelf. Met een of meer soortgenoten houden ze zaken in hun omgeving scherp in de gaten. Na een tiental seconden, soms korter en soms weer langer, verslapt de aandacht dan ook massaal. De stokstaartjes ontspannen zich, lopen op vier pootjes naar andere plekken in hun verblijf en herhalen dan weer hetzelfde ritueel.
In uitzonderlijke gevallen verdwijnen ze met zijn allen in de holletjes die de stokstaartjes ter beschikking staan. Volgens mij moeten ze dan vergaderen over hetgeen ze hebben meegemaakt. In alle rust delen ze elkaar mee wat ze gezien hebben. Zijn ze dan ongerust of verdrietig? Of lachen ze zich een ongeluk? De jongste van het stel wordt tijdens zo’n vergadering altijd nog even naar buiten gestuurd om te kijken of “het” er nog wel is. Hij neemt de mystieke tuurhouding even aan en verdwijnt dan weer naar de vergadering. “Het is er nog|” zal hij tegen zijn vriendjes zeggen. Maar wat, het blijft me intrigeren. Heel soms vraag ik me af of ikzelf niet het slachtoffer ben van hun observatiedrift. Maar dat idee zet ik gauw van me af want ik draag geen buitenissige jurken of rare hoedjes.