God’s Gym/ Leon de Winter

De ingrediënten die Leon de Winter in zijn boek God’s Gym heeft verwerkt, geven een groot potentieel voor een fijn boek. Zonder uitputtend te zijn, noem ik: ‘Rouwverwerking, vader-dochter(kind) relatie, de Joodse zaak, de Palestijnse zaak, de Joods-Palestijnse zaak, vriendschap en bedrog.’ Misschien is dit wel een heel algemeen lijstje, dat op meerdere boeken van toepassing kan zijn. In ieder geval heeft het boek God’s Gym me aangenaam verrast.

 Een kleine toelichting op die aangename verrassing is noodzakelijk omdat ik zeker weet dat er voldoende mensen zijn die een boek van Leon de Winter standaard per definitie een leesfeestje vinden. Ik heb echter de onhebbelijke eigenschap om me iets aan te trekken van mijn al dan niet bekrompen (voor)oordelen over een schrijver. Harry Mulisch lees ik niet bijvoorbeeld ondanks zijn hooggeprezen ‘wannebe Nobel-status.’ Zo heb ik Leon de Winter altijd een te fanatieke verdediger van Israël gevonden, een beetje fundamentalistisch bijna. En het flauwe is dat ik niet eens zeker weet of ik dit moet baseren op feiten. In 2009 heb ik vluchtig een interview gezien met Leon de Winter waarbij ik mijn visie moest herzien. Ik vond hem genuanceerder dan ik voor ogen had Ook dit kan ik amper beargumenteren. Kortom ik stond open voor een De Winter die toevallig in huis rondslingerde. Trouwens Kaplan ligt amper belezen in de boekenkast, misschien krijgt het een nieuwe poging.

 Ik heb voor mezelf proberen te achterhalen wat het boek voor mij zo aardig maakte. Ik denk dat de volgende beschrijving recht doet aan mijn oordeel:

‘Een ogenschijnlijk realistische omgeving, met ogenschijnlijk normale mensen, zij het iets aan de bovenkant van de sociale ladder, worden geconfronteerd met bijzondere, bijna bizarre zaken, die op hun beurt het gewone leven niet in de weg lijkt te staan. De nadruk ligt hierbij wel op de laatste drie woorden ‘lijkt te staan.’ Want als je dochter door een motorongeluk sterft en de bestuurder (Errol, ook God genoemd) geeft zijn hele leven op, om uit schuldgevoel de vader Joop, hoofdpersoon in het boek, van dienst te zijn, dan is dit enigszins vreemd.

Als je als scriptschrijver door een oude schoolvriend wordt gevraagd een vermeende terrorist te volgen ten behoeve van de staat Israël en hem van informatie te voorzien, dan kun je stellen dat dit niet alledaags is.

Als een oude vlam, de vrouw die je als puber heeft ontmaagd, opeens weer in je leven komt als bevlogen boeddhist en de liefde blijkt weer op te bloeien hoewel je niets moet hebben van het zweverige van haar, dan wordt je door gevoelens heen en weer geslingerd.

Als diezelfde vriendin met een zogenaamde leraar komt die vanuit een gereïncarneerd verleden je opa zou moeten zijn, dan kijk je heel raar op. Het wordt nog vreemder als vanuit de kennis van/ of over de opa, je bij de Zwitserse bank recht heb op twee miljoen dollar nalatenschap, dan heb je nog maar weinig commentaar te leveren op dat rare boeddhisme van je oude vlam. En last but not least, als al die zaken sterk met elkaar verweven worden, dan heb je een spannend boek. Niet meer en niet minder.

 

Je hebt boeken die ervoor zorgen dat je in het verhaal gezogen wordt, dat is het boek van Leon de Winter niet. Het kan ook zijn dat ik weinig tijd heb genomen om de rust te vinden door te lezen. God’s Gym las ik vooral bij het slapen gaan, een of twee hoofdstukjes en dat was voldoende om de verhaallijn vast te houden.

 

Het boek begon wat vreemd. De proloog heet ‘De samenloop der omstandigheden op 22 december 2000’. God (de eigenaar van de sportschool en vermeend verantwoordelijk voor het ongeluk van zijn dochter) heeft allerlei omstandigheden bij elkaar geharkt die op een of andere wijze te maken zouden kunnen hebben met het feit dat de dochter van Joop Koopman die dag stierf. Toevalligheden, of toeval bestaat niet, voor de lezer is het in eerste instantie een opsomming van ‘droge’ feiten, die mogelijk later in het boek duidelijk zouden worden. Bij mij is dat niet echt gebeurd. Sterker nog, de epiloog blijkt terug te komen op die samenloop van omstandigheden, maar het bleef enigszins vaag voor mij. Met de epiloog en de vrij plotseling afloop van het boek, bleef bij mij een wat onbevredigend gevoel achter. Een kater is een te strenge kwalificatie, maar echt een fijne afsluiter van de dag was het boek niet.

 

Nu ben ik de eerste om toe te geven dat ik mogelijk niet alles begrijp van het boek, maar ook het lezen van een Leon de Winter is vooral een prettig tijdverdrijf voor mij, dus dan heb ik geen zin in allerlei zoekacties in het boek om alle eindjes precies aan elkaar te knopen. Zo goed vond ik het boek nu ook weer niet, maar in ieder geval goed genoeg om een volgende keer niet meteen het werk van Leon de Winter af te wijzen.

 

Het zwijgen van Maria Zachea – Judith Koelemeijer

Soms is een idee om een boek te schrijven erg eenvoudig, voor de handliggend simpel zelfs. De sleutel tot simpliciteit heeft Judith Koelemeijer gevonden in haar werk: “Het zwijgen van Maria Zachea.” Een boek lag al enige jaren bij ons in de kast zonder mijn warme aandacht. Waarom weet ik eigenlijk niet. Hoe besluit een mens om een boek te lezen?

Allereerst op aanraden van zijn omgeving of door de bekendheid van de schrijfster. In het geval van Koelemeijer ging dat niet op. Soms is een wervende tekst op de achterkant of een spectaculaire voorkant het duwtje in de rug om een boek op te pakken. Uiteindelijk heeft de ondertitel van dit boek de doorslag gegeven, namelijk, ‘Een ware familiegeschiedenis’. De laatste tijd heb ik meerdere romans gelezen die de ontwikkeling van families schetsten. Dat is goed bevallen. De foto op het boek van Koelemeijer, een zwart-wit foto van kinderen in ouderwetse badkleding, brengt spruitjeslucht naar boven. En hoewel zwart-wit foto’s op dit moment erg ‘hot’ zijn, was mijn vooroordeel niet ten onrechte. Echter, goed klaargemaakt zijn spruitjes soms erg lekker. In het geval beschouw ik Judith Koelemeijer als een goede kokkin.

Wat zijn de ingrediënten? Een eenvoudig recept dus. Men neme een zieke dame op leeftijd die op toerbeurt verzorgd wordt door haar twaalf kinderen. Naast een summiere weergave van de activiteiten van de verzorging, komen de verhalen van ieder kind en hun relatie met hun moeder, hun overleden vader en de andere broers en zussen voorbij. Omdat de eerste in 1934 is geboren en de jongste in 1953 komt er een prachtig tijdsbeeld voorbij, misschien inderdaad te beginnen met spruitjeslucht, maar als de jongeren voorbij komen, dienen andere, meer wereldse geuren zich aan.

Omdat de bereidingswijze misschien simpel is, mag volgens mij niet zomaar aangenomen worden dat er niet secuur te werk gegaan moet worden. Ik vind dat Judith Koelemeijer er in geslaagd is de familieverhoudingen mooi weer te geven, een hardwerkende tuindersfamilie met een groot potentieel tot studerend vermogen. De kansen voor de oudsten waren anders dan die voor jongeren. Meisjes en jongens hebben ook een andere kijk op het familiegebeuren en hun eigen rol in het geheel.

Eigenlijk zou iedereen met een pietsie schrijfvermogen iets soortgelijks moeten doen. Dan zou er een prachtig pallet van familiegeschiedenissen in Nederland ontstaan en daarmee een bijzonder beeld over de 20e eeuw. Want wie heeft er niet een heel scala aan ooms en tantes. Als ik naar mijn eigen familie kijk, waren ze bij mijn vader thuis met acht kinderen, bij mijn moeder met een minder.

Ogenschijnlijk hele normale families, net als de familie Koelemeijer, waarbij ik zeker weet dat meningen, opinie en kijk op het verleden van de verschillende broers en zussen aanleiding tot dynamiek zal geven en dus een potentieel boekwerk.

Een oud Nederlands spreekwoord zegt immers ‘Ieder huisje heeft zijn kruisje.’ Dat was te lezen bij het boek van Judith Koelemeijer en ten aanzien van het lief en leed bij de families van mijn ouders anders zijn. Zal er een rode draad te vinden zijn in het gemeenschappelijk geheugen? Zullen er ‘onbekende zaken’ boven komen?

Ik zal het niet te weten komen, want mijn inschatting is dat de belangstelling bij de verschillende ooms en tantes niet zal overstromen. Judith Koelemeijer heeft het gelukkig wel gedaan en verschafte mij daarmee veel leesplezier en het gevoel dat ik niet zover zal komen.

Het zwijgen van Maria Zachea

(Een ware familiegeschiedenis)

Judith Koelemeijer

Plataan 2001

De hand van Fatima/ Ildefonso Falcones

Moslims en christenen, een fijn stel bij elkaar in de huidige tijd, maar zeker ook in het Spanje van de zestiende eeuw. Tegen deze achtergrond heeft Ildefonso Falcones zijn historische roman De hand van Fatima geschreven. Alleen de naam Fatima geeft al beroering in beide geloofsgemeenschappen. Fatima, een veelgebruikte meisjesnaam bij ook hedendaagse moslims en het boegbeeld voor Wilders om tegen te strijden ten faveure van Henk en Ingrid. Maar ook de katholieken hebben veel met de naam Fatima, niet in de minste plaats vanwege de Mariaverschijning in Portugal.

Don Quichot van La Manche door Cervantes geschreven, speelt zich af in dezelfde tijd. De schrijver haalt dit ook aan in zijn werk. De vraag die bij me opkwam, wat is gekker, vechten tegen molens of anderen afmaken om de verering van de juiste God?

  

De hand van Fatima is een boek dat eigenlijk iedere xenofoob van welke religie dan ook zou moeten lezen, om een beetje te begrijpen hoe het niet moet. In dat opzicht is de historische roman van Falcones een heel actueel boekwerk. Vanuit de Vaderlandse geschiedenis weet een ieder dat de Spaanse Inquisitie en voor de Nederlanden met name de Hertog van Alva, een bloederige geschiedenis heeft achtergelaten met zijn Raad van Beroerten. Na het lezen van de hand van Fatima weet ik dat Alva zeker niet de enige is met zeer fundamentalistische kerkelijke leeropvatting met betrekking tot het geloof en vooral ook een genadeloze behandeling van degene die hiervan dreigen af te wijken. Dat was in Nederland al zo waar de Lutheranen en Calvinisten tot ketters werden uitgeroepen. In Spanje was dat niet anders met de daar nog talrijk aanwezige moslims die er na de val van Granada (1492) moesten zien te overleven. Die multiculturele samenleving van Morisken (Moren) en de Spaanse Inquisitie is de achtergrond waarin het verhaal over Hernando (Ibn Hamid) en zijn geliefde Fatima zich afspeelt. En ik kan u verzekeren dat mocht dit boek ooit verfilmd worden dat het een film voor 16 jaar en ouder zal worden. Het is soms ongelooflijk bloederig, maar dat neemt niet weg dat voor mijn gevoel ook zeer goed het tijdsbeeld van Spanje tussen 1568 en pakweg 1630 weergeeft.

De hoofdpersoon Hernando (met als moslimnaam Ibn Hamid) is een zoon van een Moriskische vrouw en een priester, een product van een brute verkrachting. De vrouw trouwt met een man die dit kind eigenlijk niet accepteert. Hernando zal zijn levenlang achtervolgt worden door het dilemma om door de Morisken (zijn eigen volk?) niet geaccepteerd te worden, maar ook door de christenen altijd als een moslim te worden beschouwd. Hij moet net zoals velen in die tijd manoeuvreren tussen het belijden van zijn eigen geloof en zijn trouw zweren aan de enige echte God te weten Allah en tegelijkertijd moet hij opereren als een vroom katholiek (nieuwchristen?) en zich onderwerpen aan de andere enige ware God van de katholieken.

In dit boek zie ik drie lagen die meesterlijk in elkaar overlopen en al naar gelang van de (economische) positie van de hoofdpersoon in meer of mindere mate nadrukkelijk de boventoon voert.

Het allereerst ben ik onder de indruk van de historische beschrijving van de tijdsgeest en de hoeveelheid geschiedkundige feiten die de schrijver etaleert. Met het lezen van het boek heb ik een goede indruk gekregen van de economische en sociale ordening van het Spanje van die tijd, maar ook de onderlinge verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen, de verschillende economische lagen en tussen mannen en vrouwen. Het is op dusdanige wijze beschreven dat je echt mee kunt voelen met de hoofdpersonen. Maar ook de internationale verwevenheid tussen de verschillende Europese landen, en daarbuiten, is mij opgevallen en (internationale) politieke feiten worden automatisch meegenomen in het werk van Falcones.

De tweede laag zou ik willen beschrijven als een mengeling van een helden- en liefdesepos, waarbij de liefde tussen Hernando en Fatima eeuwig lijkt, maar hevig op de proef wordt gesteld door de omstandigheden. Bovendien heeft Ildefonso Falcones van de hoofdpersoon een man gemaakt die zich uiteindelijk in alle omstandigheden weet te redden door zijn flexibele intelligente geest, heldhaftigheid en standvastigheid in geloof. Met alleen deze laag zou ik niet tevreden zijn geweest als lezer, maar door de verstrengeling met de historische achtergrond en de zoektocht naar het ware geloof, wordt ook dit enorm spannend en wel bijna 1000 pagina’s lang.

De spirituele en laatste laag dus, waarbij aan de ene kant de onverdraagzaamheid tussen de religies voorop staat, maar waarbij Hernando naast zijn haat jegens de katholieken, ook op zoek is naar de overeenkomsten tussen de beide geloofsovertuigingen. Hij voert deze strijd op macro niveau, maar ook in zichzelf wordt hij regelmatig overrompeld door twijfels. Zijn zekerheid vindt hij in het feit dat er eigenlijk maar één God is, die van Abraham, maar vooral ook de waardering en/of verering van Maria (Maryam) in beide geloven.

De hand van Fatima

La mano de Fátima (2009)

Ildefonso Falcones

Uitgeverij Luitingh-Sijthoff

2010 

Kortom een boek dat niet in een avond is uit te lezen, maar dat je voor een langere periode een schaduwleven geeft naast je eigen leven. Onwillekeurig zitten de verwikkelingen van de hand van Fatima in je poriën. De vragen komen in je op of er zoveel is veranderd sinds de Spaanse Inquisitie en of de mensen daadwerkelijk anders zijn geworden door de Verlichting? Zo zijn er vele vragen die boven borrelen en die qua beantwoording alle kanten op kunnen. Een vraag die ook boven komt is de kwestie of dit boek literatuur is met kapitalen? Ik heb me tijdens het lezen niet kunnen betrappen op bewondering voor een zin of de schrijfstijl in het algemeen. Wel wilde ik vooral door in het verhaal en daarin ligt ook de kracht van het boek. Ik weet trouwens helemaal niet waar goede literatuur aan moet voldoen, wel waar een goed boek aan moet voldoen en dat is helemaal in orde bij De hand van Fatima.

Ildefonso Falcones

DUEL van Joost Zwagermans

Een prangende, maar onbeantwoorde vraag blijft bij me achter na het lezen van ‘Duel’ een werk van Joost Zwagerman. In het Boekenweekgeschenk laat Zwagerman een tolk opdraven die voor de hoofdpersoon, Jelmer Verhooff, het een en ander laat vertalen vanuit het Sloveens. Nu ben ik op de hoogte dat de Slavische talen plastischer èn bloemrijker formuleren dan in het Nederlands gebruikelijk is. En omdat Sloveens een Slavische taal is, blijven de Slovenen blijkbaar niet achter. De fragmenten in het boekje Duel waren hoogst vermakelijk. Mijn vraag is of Zwagerman zelf echt het Sloveens meester is?  Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat het een lekker boekje is voor een zonnige middag in de tuin. Dat heeft Zwagerman netjes gedaan voor heel boekkopend Nederland.

In 1989 kreeg ik mijn eerste Zwagerman cadeau. Ik weet nog dat ik na het lezen een onbevredigend gevoel had. Ik vond het een slap aftreksel van ‘Less then zero’ van Bret Easton Ellis dat overigens ook niet aan mij besteed was. Leegte is een karakteristiek dat ik nog in mijn hoofd heb, dus geen aanrader om meer boeken van hem te kopen. Toen kreeg ik een paar jaar later ‘De buitenvrouw’ en ik was aangenaam verrast. Sindsdien heb ik eigenlijk nooit meer iets van Zwagerman gelezen. Hij ontpopte zich meer als een BN-er dan als schrijver, hoewel ik de bloemlezing van de Nederlandse en Vlaamse literatuur (2005) ernstig mis in mijn boekenkast.

Ruim vijftien jaar later weer een echte Zwagerman, ‘Duel’ dus. Het meest uit het oogspringende voor mij was de uiterste vermakelijke, maar zeer harde kritiek van Zwagerman op de moderne kunst. Dit valt bij mij al snel in goede aarde, zeker wanneer het niet in de categorie valt: ‘Dat kan mijn zoontje van drie ook’. In ‘Duel’ wordt de kritiek op moderne kunst nooit plat, daarentegen is het elitaire van de kunst de kop van Jut voor Zwagerman.

 

Joost Zwagerman

Duel

Stichting Collectieve Porpaganda van het Nederlandse boek

2010

De hoofdpersoon Jelmer Verhooff is directeur van een vooraanstaand Amsterdams museum. (Gemakshalve ga ik als lezer voorbij aan ieder vergelijk, al heb ik het Rijksmuseum steeds voor ogen) In zijn afsluitende expositie laat de directeur twintig kunstwerken naschilderen en exposeren in zijn museum alvorens de hele tent voor onbeperkte tijd moet sluiten vanwege een verbouwing. Een van de kunstenaars schildert het beroemde werk van Mark Rothko, untitled no. 18 op fenomenale wijze na. Ver na de finale expositie komt Verhooff, via een oude restaurateur, er achter dat het doek van Rothko er niet meer is, maar dat slechts de nageschilderde versie in het bezit is van het museum. De verdenkingen gaan meteen naar Emma Duiker, de schepper van het kopie. In plaats van naar de politie te gaan, stapt Verhooff naar de kunstenares. Zij blijkt het origineel ook niet meer te hebben in Amsterdam. Het doek is onder regie van Emma Duiker een wereldreis aan het maken, niet langs vermaarde kunsthallen en musea, maar gewoon onder de mensen op de verschillende plaatsen in de wereld. Ongewild wordt Verhooff deelgenoot van het project van Duiker, die het elitaire van de kunst hekelt en een nieuw kunstproject maakt met het beroemde schilderij van Rothko door de gangen van het schilderij inclusief de reacties van een zeer uiteenlopend publiek nauwgezet in beeld te brengen.

Verhooff wordt gemangeld tussen bewondering voor het idee van de kunstenares en zijn verantwoordelijkheid voor het doek als museumdirecteur. Hij probeert zonder dat de pers er lucht van krijgt het schilderij uit Slovenië terug te halen.

Het staat buiten kijf dat Joost Zwagerman er een lekker lezend verhaal van heeft gemaakt. Met zijn manier van schrijven haalt hij de luchtbellen uit de kunstwereld en via Emma Duiker wordt de kunst naar de gewone man en vrouw gebracht. Juist dat laatste sluit aan bij mijn belevingswereld en daarom kan ik dit boekje erg waarderen.

Zelf zakt bij mij de broek af als allerlei lompe opmerkingen worden gemaakt over moderne kunst, al ben ik beslist geen kenner, integendeel zelfs. Maar mocht ik in de gelegenheid zijn iets te zien, dan zal ik het niet nalaten om het in ieder geval te bekijken. Het werk van Rothko ken ik niet en bij het schilderij untitled no. 18 moet ik eerlijk toegeven dat ik het beeld wel op mijn netvlies had zonder daar de naam van de kunstenaar aan te koppelen.

Erger nog dan lompe opmerkingen vind ik het afstotelijke ‘ons-kent-ons’ elitaire gedrag van kunstkenners en soms ook kunstenaars. Met dedain minachten zij allen die de kunst (of hun kunst) niet zouden begrijpen, terwijl ze handig inspelen op allerlei a-culturele rijkaards die de kunst gebruiken voor prestige of investeringen voor nog dommere rijkaards.

Kunst moet terug naar het volk, net zoals boeken en films die voor iedereen te bewonderen zijn.

En zo bewijs ik maar weer eens dat een boekbespreking vaak niet meer is dan een boekervaring gebaseerd op mijn eigen socialisatieproces. Over moderne kunst gesproken, ik ben er van overtuigd dat heel veel mensen ook ‘Untitled no. 18 van Rothko als verwerpelijke kunst zullen beschouwen. Ik zelf zou het doek eigenlijk eerst eens goed moeten bekijken. Zo heeft Zwagerman met dit boekje alleen al gezorgd voor een klein stukje democratisering van de kunst door mij ooit eens bewust te laten kijken naar een echte Rothko.

Feest der herkenning. IJSKASTMOEDER/ Janneke van Bockel

Feest der herkenning is misschien wel de foutste titel die ik deze boekervaring kan meegeven. Een feest is het namelijk niet (altijd) om opvoeder te zijn van een kind met asperger (of in mijn geval pdd-nos), tenzij je over een heel groot boeddhistisch reflectie vermogen beschikt. In mijn geval is dat niet zo. Over haar ‘asperger’ dochter schrijft Janneke van Bockel al jaren op het vkblog. Nu zijn haar verzamelde blogs in een mooi boek gegoten met de titel ‘IJskastmoeder’, leven met een aspergerkind.

In het afsluitende verhaal schrijft Janneke van Bockel hoe het bloggen haar bij de les heeft gehouden, inzicht heeft gegeven en door de reacties van anderen verder is gekomen. Ik zou dit boek en de schrijfster tekort doen door te zeggen dat bloggen een wijze van zelftherapie is, maar je zou het zo kunnen noemen. Voor mij als, laten we het NOS-vader noemen, is bloggen een soort vlucht af en toe. Een vlucht uit de opvoedingsperikelen en vooral ook, ‘ik ben dan NOS-vader, maar nu even niet’. Maar net zoals je niet zo stellig kunt zeggen dat bloggen een vorm van zelftherapie is, kan bloggen nooit vluchten zijn. Er is namelijk geen vluchtroute, want je bent altijd vader of moeder.

 

IJskastmoeder

Leven met een aspergerkind

Janneke van Bockel

Uitgeverij Lannoo 2009

Daar zit dus de herkenning in die Janneke van Bockel meesterlijk beschrijft. Onlangs was zij aanwezig op een congres van de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Dat werd vooraf omgeroepen in de congreszaal.

‘IJskastmoeder’ dacht ik, ‘die ken ik toch van het Volkskrantblog. Dat vertelde ik aan mijn vrouw en 15 jarige zoon, die ook bij dit congres aanwezig waren. Misschien wel leuk om even handjes te schudden in de pauze. Echter om de drukte voor onze zoon een beetje te doceren hebben we een ruime pauze genomen en niet in de Beatrixhallen te Utrecht, maar even in de stad. Uiteraard ruim voor het middagprogramma zou starten, je zult immers maar eens te laat komen, waren we terug om nog een broodje mee te kunnen pikken. Mijn vrouw wilde nog even de congresmarkt op, ik zou bij mijn zoon blijven.

‘Misschien wil je een gesigneerd boek van die medeblogster? ‘vroeg mijn vrouw ook om mij even de ruimte te geven rond te lopen. Echter de afspraak met zoonlief was gemaakt dat ik bij hem zou blijven, dus……. Ik heb haar niet de hand kunnen schudden, maar ik heb wel een gesigneerd exemplaar. Ik kende IJskastmoeder uiteraard van het blog, maar las haar niet altijd in verband met mijn escapisme dat bloggen voor mij is.

Het congres was voor ons als ouders in bijzijn van onze zoon een positieve ervaring en het boek is door hem, geheel onverwacht die avond meegenomen naar zijn kamer om te lezen.

‘Die mevrouw schrijft wel goed’ was zijn eerste en enige commentaar. Meer behoefte om er iets over te zeggen had hij niet. Wij weten inmiddels dat doorvragen geen zin heeft. Vragen, opmerkingen of andere emoties die dit boek bij hem teweeg heeft gebracht (of niet natuurlijk) zullen in de loop der jaren op de meest onverwachte momenten naar boven komen. Het er doordrukken om het ‘lijden’ van het ouderschap te verifiëren bij hem zal bij forceren alleen maar een averechtse werking hebben en paniek veroorzaken. En dat is voor niemand wenselijk. Want als uit het boek van Janneke van Bockel een ding duidelijk wordt, is dat het eeuwige opvoedkundige gevecht met je kind, in combinatie met je eigen waarden en normen, verwachtingspatronen voor je kind maar ook voor jezelf en vooral dan ook nog de omgeving die van alles vindt en ook meent te moeten en kunnen zeggen.

Onze zoon heeft geen asperger, dus hij is niet precies zo als de dochter van Janneke van Bockel. Tenminste dat is zijn rigide mening. Over aspergerkinderen zegt hij dat ze druk zijn, altijd praten en alles denken beter te weten. Hij is natuurlijk niet zo. Maar in veel opzichten ook zo vergelijkbaar, vinden wij als ouders.

Onze zoon is wel heel slim, maar is extreem angstig voor nieuwe zaken, onverwachte dingen en onvoorspelbaarheid. Na bijna rimpelloos de basisschool te hebben doorlopen, is het vanaf de derde dag op het VWO misgegaan en tot op heden nog niet goed gekomen. Hij gaat (bijna) niet naar school en na drie jaar komt de gerichte hulpverlening eindelijk op gang. Maar het heeft veel met hem gedaan de afgelopen jaren en niet ten goede. We moeten maar kijken hoe de toekomst er voor hem (en ons) uit gaat zien.

Janneke van Bockel schrijft over gezinservaringen (bijvoorbeeld vakanties en uitjes), de boosheid van haar dochter, de wanhoop en de onmacht als moeder. Herkenning alom, maar geen feest.

Ze schrijft over onbegrip bij (schoon)ouders, school en andere sociale contacten. Herkenning, wederom, maar geen feest.

De bureaucratie rondom school en zorginstanties in Nederland, over wachtlijsten maar niet te spreken. Herkenning, herkenning en nog eens herkenning, maar geen feest. Eerder een eeuwigdurende nachtmerrie.

De lompheid van sommige hulpverleners en de opluchting als er ergens maar een beetje compassie is, is zo herkenbaar.

Het ‘misbruiken’ van het jongere zusje (in ons geval, jongere broertje) bij de opvoeding. Je wilt het niet, maar het parentificeren sluipt erin, voordat je het weet. Je echtgenote verwordt soms tot een soort van hulpverleningscollega in plaats van alle andere functies die een echtgenote zou moeten hebben.

 Alles is zeer herkenbaar, en het feestelijke zit hem vooral in het gevoel dat je zelf niet gek bent, maar een opdracht hebt die soms schier onmogelijk lijkt. Het opvoeden van een NOS kind of een aspergerkind is een levensopdracht, die waarschijnlijk nooit klaar is. En natuurlijk blijf je als ouder van elk kind, altijd ouder. Maar bij een kind met een ogenschijnlijk onzichtbaar ‘weeffoutje’ wordt er wel een hele zware wissel getrokken op je relatie, je eigen ambities en vaak moet je constateren dat er veel mis gaat, of al helemaal niet meer ondernomen wordt uit voorzorg.

Een feest der herkenning dus toch. Opvallend is in de verhalen van Janneke van Bockel dat zij alles schrijft vanuit haar moeder perspectief. Waar is de vader in het geheel, denk ik als NOS-vader? Af en toe wordt de partner van Janneke benoemd in een van de verhalen, en fungeert mogelijk als ‘koelkast’ vader. Ik weet niet waarom ze voor deze opzet heeft gekozen. Zelf heb ik er wel een verklaring voor. Ondanks alle goede wil en samenwerking in een huwelijk, veel kun je gewoon niet delen. Je wanhoop of woede over sommige opvoedkundige situaties wil je wel delen, maar ook je partner heeft een wankel evenwicht. Kan ze je frustraties er nog bij hebben?

Ik vind IJskastmoeder een fijn boek als direct betrokkene in de materie. Janneke van Bockel schrijft over het algemeen vrij optimistisch en dat siert haar. Het is ook de beste manier om door te gaan. Als NOS vader zie ik in de verhalen echter wel de momenten, soms langere periodes, dat het leven stroop is. Ik vraag me af of een buitenstaander zich vanuit de verhalen van Janneke van Bockel dat er altijd uit kan halen.

Door mijn directe betrokkenheid, anders lees ik zelden dit soort boeken, is mijn beoordeling: 7,5

================================================================

ANDERE BEOORDELINGEN

Boeken lezen, voor mijn bovenal een prettig tijdsverdrijf. Soms wordt ik er ingezogen, soms koester ik de taal en soms ‘slechts’ tijdspassering. Maar ik vind er altijd wel iets van of het nu literair is of niet. Geheel losgekoppeld van de eisen van de middelbare school beoordeel ik mijn leesvoer. In de volle overtuiging dat mijn eigen socialisatieproces hier debet aan is en vooral ook mijn eigen beperkingen. Het mag de pret niet drukken om cijfers uit te delen.

Mijn kleine Waanzin / Jan Brokken                                                                            7+

Winter in Madrid / C.J. Sansom                                                                                   8-

Harry Potter en de relieken v.d. dood /J.K. Rowling                                           7,5

De nazi en de kapper/ Edgar Hilsenrath                                                                    8-

Afrika / Jan Brokken                                                                                                         7,5

Pauperparadijs / Susanna Jansen                                                                              7,5

De Schaduw van de wind / Carlos Ruiz Zafón                                                          8+

De overgave / Arthur Japin (Na 200 pag. opgegeven)                                          5-

Erasmus en het poldermodel / Herman Pley                                                           7

Het woeden der gehele wereld / Maarten ’t Hart                                                   8-

Het verslag van Brodeck / Philippe Claudel                                                          8,5

De hand van mijn moeder / Nafisa Haji                                                                     7+

Knielen op een bed violen/ Jan Siebelink (na 250 pag. opgegeven)               5

Kleine landjes -berichten uit de Kaukasus / J.B. Cortius                                    7

Caesarion / Tommy Wieringa                                                                                        8

Harlekino / Tessa de Loo                                                                                                 8-

Grijze Zielen / Philippe Claudel                                                                                    8

Het Rozeneiland / Sanne Terlouw                                                                                7

Brug der Zuchten / Richard Russo                                                                                8-

Het diner / Herman Koch                                                                                                 7+

IJskastmoeder / Janneke van Bockel                                                                         7,5

God is Gek / Kluun                                                                                                               5

Duel / Joost Zwagerman                                                                                                   6,5

De hand van Fatima / Ildefonso Falcones                                                                 8-

Het zwijgen van Maria Zachea / Judith Koelemeijer                                             7,5

God’s Gym / Leon de Winter                                                                                            7+

Zoete Mond / Thomas Rosenboom                                                                                 7,5

Eenzaamheid van de priemgetallen / Paolo Giordano                                          8-

 De verborgen geschiedenis van Courtillon / Charles Lewinsky                         8

River van Vergetelheid / Philippe Claudel                                                                 8+

Het spel van de engel                                                                                                           7,5

Quadriga / F. Springer                                                                                                          7-

Sonny Boy / Annejet van der Zijl                                                                                       7,5

 

Het diner/ Herman Koch

Herman Koch is natuurlijk bekend van Jiskefet en wie is daar nu geen fan van? Nu, ik dus niet. Ja, als collega’s het naspelen, lach ik me een ongeluk en neem me voor toch eens vaker te kijken, al werd ik snel doodziek van dat ‘Gegoede ’s morgens deze morgen’.

En ik moest toegeven, de eenakters met een hoop gecomprimeerde waarheidsgetrouwe onzin, waren geniaal neergezet. En toch heb ik het niet vaak bekeken, meestal dan nog in de herhalingen, later. Desondanks heb ik toch een boek van Koch gekocht en eigenlijk zonder voorspraak van deze of gene, maar met de idee, het moet toch op zijn minst leesbaar zijn. Zo’n twee maanden geleden had ik het boek al in mijn bezit. Ook was ik niet op de hoogte van een nominatie voor de NS-publieksprijs, laat staan dat ik kon vermoeden dat hij onlangs winnaar is geworden.

 

Het Diner

 Herman Koch

 Anthos Amsterdam 2009

 

De NS-publieksprijs was voor mij de reden om in een sneltreinvaart het boek uit te gaan lezen. Het lag namelijk al enige tijd naast mijn bed en iedere avond las ik wel enkele bladzijden, maar Het Diner noodzaakte niet tot doorlezen totdat je ogen dichtvielen. Tenminste niet voor mij.

Was het dan een slecht boek? Nee, absoluut niet, integendeel, ik heb er van genoten. En de eerste 100 bladzijden lenen zich voor mijn gevoel ook voor gespreid lezen. Eigenlijk een opeenstapeling van prachtige eenakters met een geweldige ‘casting’ van de hoofdpersonen. Twee broers met hun echtgenotes vinden het nodig om het een en ander met elkaar te bespreken. Dit gebeurt op aangeven van Serge, de oudste van de twee, die tevens kandidaat is voor het premierschap van Nederland. Voor mij als lezer is het lang onduidelijk gebleven wat het doel is van de bijeenkomst, behalve dat er een inkijk gegeven wordt in het reilen en zeilen van de broers en hun families. Het perspectief van de verteller ligt bij Paul, de jongste broer en het moge al snel duidelijk zijn dat van ware broederliefde geen sprake is.

Geheel onbegrijpelijk is in eerste instantie het feit dat Paul bij zijn zoon Michel de telefoon op zijn kamer pakt, de uren voorafgaand aan het etentje in een peperduur restaurant. Als lezer denk je dan, dat zal later wel uitgelegd worden en dat klopt. Gaandeweg blijken de zonen van Serge en Paul zich schuldig te hebben gemaakt aan een vreselijke misdaad. Ze hebben namelijk een vrouwelijk zwerfster gekleineerd en mishandeld met de dood tot gevolg. Toen dacht ik, wie bedenkt nu zoiets?

Maar toen de prijs bij Herman Koch kwam en er een korte mediahype rondom het boek ontstond, bleek de bron een bestaand youtubefilmpje te zijn waarop Koch zijn verhaal heeft gebouwd. Gegoede burgers, wit en ogenschijnlijk van onbesproken gedrag moeten zien om te gaan met de wetenschap dat hun zonen iets vreselijks hebben gedaan. Alle vier de volwassenen dealen daar op hun eigen manier mee en onderling weten ze ook niet precies wat de een weet en wat de ander niet weet. Duidelijk is dat, na een uitzending van Opsporing Verzocht de ouders zelf weten dat Michel en Rick, de zoon van Serge, schuldig zijn, maar nog niet bekend bij politie en justitie. En dat moet zo blijven. Tenminste dat vinden drie van de vier ouders. De aangenomen zoon van Serge, Beau, uit Afrika, blijkt onschuldig, maar speelt, naar later blijkt, ook een zeer dubieuze rol.

In het restaurant, waarbij de bediening, de eigenaar van het restaurant en het hoge blasé-gehaltein het algemeen op meer dan formidabele wijze wordt neergezet, is de achtergrond van het gesprek dat aanvankelijk maar niet over het beladen onderwerp lijkt te gaan. Wel wordt het psychiatrische verleden van Paul duidelijk via korte flashback waarin hij als leraar geschiedenis en later als vader, in de bres springend voor zijn zoon, een enigszins dubieuze rol speelt.

En het opkomen voor je kind, die zo’n misdaad pleegt, is natuurlijk ook de centrale vraag in het boek. Hoe ga je hiermee om?

In het tweede gedeelte van Het diner wordt duidelijk hoe Serge en Paul, met hun respectievelijke vrouwen Babette en Claire, hiermee omgaan. De spanning wordt meer opgeschroefd en een bizar einde bezegeld het lot van allen, ten behoeve van ‘een goede toekomst’ voor de zonen.

Samenvattend was het een zeer leesbaar boek, waarbij met name het vertelperspectief zorgt voor onverwachte en soms wat plastische beschrijvingen die de Jiskefet-achtergrond van Herman Koch doen verraden. Tenminste, zo heb ik het ervaren.

Brug der Zuchten/ Richard Russo

Hebzucht en ongeduld dreven me weer naar de boekhandel met een boekenbon van de collega’s ter gelegenheid van mijn 44e verjaardag. Zonder specifieke wensen ben ik normaliter binnen vijf minuten klaar. Het budget is bekend en mijn geheugen intact, dus ik weet wat ik gelezen heb of wat nog in mijn boekenkast staat. De voor mij onbekende schrijver Richard Russo met Brug der Zuchten sprak mij het meest aan. Niet op de minste plaats door de zin op de voorkant dat hij winnaar is van de prestigieuze Pulitzer Price for Fiction 2002. Over het algemeen ben ik niet zo heel erg autoriteitsgevoelig, maar volgens mij zat het wel goed met meer dan 20 uur leesplezier op grond van die Pulitzer Price.

Het is inmiddels ruim een maand verder en het boek is uit. De inschatting van ongeveer twintig uur leesplezier kan ik niet nagaan, want het is uitgesmeerd over veel dagen en leesmomenten. Het plezier dat ik verwachtte, is er zeker geweest. Het meest verbazingwekkende van deze roman vond ik het gemak waarmee ik het boek, zelfs na vijf of zes pagina’s terzijde legde en de volgende dag weer kon oppakken. Dat heb ik zelden bij boeken. Je zit er in en je wilt verder stomen en dan maakt een enkele onderbreking niet uit, maar de tijdsspanne tussen begin en eind moet niet te groot worden. Ik raak dan de draad of de interesse kwijt. Bij Russo’s ‘Brug der Zuchten’ is dat geenszins het geval. Bij het voltooien van deze boekervaring zal ik eens proberen na te denken over hoe dit kan en of dit positief dan wel negatief te labelen is.

Het tweede opvallende vond ik de kleur van de harde kaft. (zie foto) Uiteraard was het boek voorzien van een mooie en sfeervolle omslag, maar die doe je bij het lezen meteen weg om beschadiging te voorkomen. Het gevaar is dan wel dat je de omslag alsnog kwijt raakt of beduimeld tussen de kranten verdwijnt. Of je moet, zoals mijn vader, de boeken allemaal plastificeren. Ik doe dat niet, volgens mij is dat een generatiedingetje.

De kleur van de kaft is hard en hel geel, heel opvallend dus. Ik zou toch voor een andere kleur kiezen gezien het feit dat het gewone huis, tuin en keukenvuil zich zichtbaar hecht op de kaft.

 

Als ik Brug der Zuchten zou moeten typeren in één zin, dan is het voor mij dat de schrijver er goed in is geslaagd om van het gewone, iets bijzonders te maken en de bijzondere zaken in het leven in te kaderen in het alledaagse. Misschien is dit te cryptisch, dus laat ik het anders verwoorden, er gebeurt helemaal niet zo veel door het hele boek heen en toch weer heel veel.

Objectief gezien maakt de tweede beschrijving het er niet veel minder cryptisch, dus dan maar een korte samenvatting.

De hoofdpersoon is Louis Charles Lynch en zijn familie. Ze zijn woonachtig in Thomaston, een nietszeggend industriestadje in de staat New York. Vriendschappen, liefdes, zijn verhouding met zijn ouders en de liefde voor de nietszeggendheid van het vertrouwde Thomaston staan centraal. Uiteraard niet in chronologische volgorde verteld om het literaire gehalte de waarborgen. Ook het vertelperspectief wisselt af en toe, want Russo schrijft ook vanuit het perspectief van zijn jeugdliefde en vrouw, Sarah alsmede zijn jeugdvriend Bobby. Want Lucy, de bijnaam van Louis Charles, kijkt graag terug op het verleden en dan met name naar de mooie dingen. De inborst van Lucy is optimistisch, dus hij ziet vooral veel goede herinnering. Anderen zien dit nog wel eens anders. De buurtwinkel van zijn ouders is de basis van waaruit alle menselijke emoties, vriendschappen en maar ook droevige gebeurtenissen bezien worden. De winkel die met veel liefde door vader Lynch is gekocht en vooral door de verbetenheid van moeder Lynch heeft kunnen gloreren.

De buurtwinkel kan ook in het perspectief geplaatst worden van de economische schaalvergroting die in de westerse maatschappij plaatsvindt, dus ook in Thomaston. De sociale rangorde in de kleine gemeenschap wordt haarfijn beschreven, waarbij de zwarte bevolking toch duidelijk op de laatste plaats komt.

De winkel van vader Lynch blijkt ook voor Sarah en Bobby, die te maken hebben met respectievelijk een pijnlijke scheiding van haar ouders en huiselijk geweld door de vader en oud-buurman van de Lynches, een veilige haven te zijn.

Wat maakt het ogenschijnlijk gewone boek voor mij zo fascinerend? Ik denk dat het komt dat een ieder zich wel eens afvraagt hoe het met een oude jeugdvriend gaat. Wie zou niet eens het fijne willen weten wat er achter de voordeur van de buren gebeurt. En wat te denken van het begrip toeval. Hoe zou je leven gelopen zijn als je toevallig niet een tekening had ingestuurd voor een wedstrijd en je komt daar een getalenteerd meisje tegen die je uitleg geeft hoe je tekening nog veel beter had kunnen worden?

En daarmee kom ik mogelijk op de beantwoording van de vraag, waarom is dit boek met plezier te lezen, terwijl er soms enkele dagen tussen zaten om de volgende tien bladzijden voor het slapen gaan te lezen. De herkenbaarheid is volgens mij het antwoord. Die herkenbaarheid zorgt ervoor dat een kleine impuls vanuit die tien nieuwe pagina’s voldoende zijn om te verwerken, maar ook om drie dagen later weer verder te kunnen. Tenminste, zo werkt het voor mij. Voor liefhebbers van slechts grote meeslepende verhalen vol passie, een aaneenschakeling van hoogte- en dieptepunten in het leven van een melodramatische hoofdpersoon die liever verkeert in Sodom en Gomorra dan in Thomaston, die zullen het kleinburgerlijke leven van Louis Charles Lynch benauwend vinden, zelfs in boekvorm. Maar ik vind het een aanrader.

 

Brug der zuchten

Richard Russo

Signatuur 2008

(Waarom weet ik niet, maar bij het verhuizen van blogs vanuit vkblog naar hier, in de mood van Amerika, aanleiding onbekend. U ook, lees en luister dan ook naar:

Amerika Doen, gadverdamme

Bruce Springsteen – NY Serenade 

Het spel van de Engel/ Carlos Ruiz Zafón (In de schaduw van de schaduw)

Voor dat ik ook maar op de inhoud van het nieuwste boek van Carlos Ruiz Zafón in ga, moet ik een citaat kwijt uit ‘Het spel van de engel’. In een vorige boekervaring gaf ik al aan dat de lezer altijd zijn eigen stokpaardjes meeneemt bij het lezen van een boek. Selectieve waarneming is nu eenmaal een constructiefoutje in de mensheid, maar mogelijk ook wel een defensiemechanisme, omdat je als gewone sterveling ook wel gek moet worden om alles bewust te moeten waarnemen. Maar dit terzijde.

Mijn citaat uit het boek

Ik was dus onder de indruk van het volgende citaat, al vrij in het begin van ‘Het spel van de engel’ (pagina 19/20):

‘Jaloezie is de religie van de middelmatigen. Het sterkt ze, het beantwoordt aan de onrust die vanbinnen aan ze knaagt en uiteindelijk verteert het hun ziel, terwijl het ze toestaat hun eigen kleinzieligheid en hebzucht te rechtvaardigen totdat ze denken dat het deugden zijn. Zulke mensen zijn ervan overtuigd dat de hemelpoorten zich slechts zullen openen voor ongelukkigen zoals zij, die door het leven gaan zonder een spoor achter te laten dan dat van hun voddige pogingen te kleineren en buiten te sluiten – zo mogelijk te vernietigen – die puur door te bestaan hun eigen armzalige ziel, geest en esprit aantoont. Gezegend is hij tegen wie de idioten tieren, want zijn ziel zal hun nooit toebehoren.’

Mooi vond ik dit. Heel mooi.

Nu vind ik dat je mensen nooit kwalijk kunt nemen ‘middelmatig’ te zijn. Wie bepaalt dat nu, uiteindelijk heeft ieder mens wel ergens talenten al komen die helaas niet altijd in de schijnwerpers. Dus leven en laten leven ook als mensen zich anders presenteren dan jijzelf gesocialiseerd bent.

Maar vooral het stukje ‘kleinzieligheid en hebzucht te rechtvaardigen totdat ze denken dat het deugden zijn’ zie ik zo vaak om me heen.

 

Het spel van de engel

 Carlos Ruiz Zafón

 Signatuur 2009

 

 

De vergelijking

Zo heeft het boek van Zafón veel onverwachte levenswijsheden en citaten die bij oppervlakkige beschouwing zijn weggepropt in wederom een heel spannende verhaallijn. Uiteraard heb ik het boek gelezen omdat de mondiale bestseller ‘In de schaduw van de wind’ mij heel goed bevallen is. En met mij miljoenen anderen, hetgeen mijn eigen middelmatigheid maar weer eens bewijst.

Ook nu ben ik zeer te spreken over het prachtige taalgebruik, de genoemde wijsheden en vooral de spanning. Maar ook de soms humoristische dialogen geven volgens mij de creativiteit en veelzijdigheid van de schrijver weer.

En toch knaagt er iets. Als het boek ‘In de schaduw van de wind’ niet geschreven zou zijn, mogelijk dat dit boek de mondiale doorbraak zou zijn geweest van Zafón. Geniaal dus, maar te veel een variatie op een thema. Het boek speelt zich ook nu weer af in Barcelona van de eerste helft van de twintigste eeuw. In tegenstelling tot het eerste boek, spelen politieke en sociale factoren hoegenaamd geen rol. De basis is de enorme spanning van deze psychologische thriller met literaire capaciteiten. Ik persoonlijk vind het jammer, want met een stukje tijdsgeest, bijvoorbeeld over Franco en de Spaanse Burgeroorlog, kan het verhaal beter ‘aarden.’ De sinistere feiten komen op die manier beter tot hun recht, omdat het zich afspeelt in de echte wereld. Met tijden kreeg ik het gevoel dat de ‘zwarte magie’ van het boek niet echt is en dat gevoel moet je tijdens het lezen niet hebben, dat leidt af.

Wederom speelt de boekhandel van Sempere & Zoons een belangrijke rol in het verhaal. En ook het Kerkhof der Vergeten Boeken maakt een wezenlijk deel uit van de spannende vertelling van Zafón.

Op zichzelf kan ik het de schrijver niet kwalijk nemen, want na het succes van zijn vorige boek, proeft dat ongetwijfeld naar meer. Ik weet echter niet of ik als lezer zo gemakkelijk een derde boek ga lezen.

Samenvatting

De verhaallijn is vrij simpel. Een arme vrij kansloze jongen met talent voor schrijven, komt bij de redactie van een onbeduidende krant. Zijn talent wordt herkend en de opdrachten stromen binnen, zonder dat dit hem echt de literaire roem geeft die hij als jongeling nog nastreeft. Hij schrijft met name ook voor anderen die daarmee gloreren. Als hij van een onbekende uitgever uit Parijs de opdracht krijgt om een boek te schrijven en een voorschot krijgt van 100.000 peseta’s, volgen de duistere ontwikkelingen elkaar in een rap tempo op. Magie, intriges, corrupte ontwikkelingen, maar ook moord en doodslag zijn het gevolg. Op menig moment duizelde het me voor de ogen en moest ik me letterlijk af vragen, wie nu met wie te maken heeft en wie te vertrouwen was en wie niet.

Maar als rode draad door het hele verhaal staat de liefde voor het geschreven woord centraal. De liefde die Zafón ongetwijfeld met de paplepel heeft binnengekregen en die hij graag met zijn miljoenenpubliek wil delen. Het genoemde Kerkhof der Vergeten Boeken staat symbool voor deze boekenliefde.

Op bladzijde 540 beschrijft hij:

‘Dit oord is een mysterie. Een sanctuarium. Elk boek dat je ziet, elke band, heeft een ziel. De ziel van degene die het heeft geschreven en van degene die het heeft gelezen en ervan heeft gedroomd. Telkens als een boek in andere handen overgaat, telkens als iemand zijn blik over de bladzijden laat glijden, groeit zijn geest en wordt sterker. De boeken die niemand zich meer herinnert, die mettertijd verloren zijn gegaan, leven op deze plek voor altijd voort en wachten erop in handen van een nieuwe lezer te geraken, een nieuwe ziel….’

Of dit ook zo is met een miljoenenoplagen die ook ‘Het spel van de engel’ ongetwijfeld zal krijgen, weet ik niet. Het is in ieder geval een absolute aanraden, al blijft er iets knagen.

Het Rozeneiland/ Sanne Terlouw

Een paar dagen zonder kinderen in het zomerse augustus van 2008 in het Teutoburgerwald zou de rust brengen om ook wat boeken te lezen. Bij mijn stapeltje was ook het genoemde boek van Sanne Terlouw. Toegegeven, lidmaatschap van ’s lands bekendste boekenclub en de verplichting om ieder kwartaal een boek te kopen, zorgt ervoor dat een voor mij onbekende schrijfster met een beroemde naam, jawel de dochter van Jan Terlouw, een gewild koopobject was. Geen idee waar het boek over ging, bovendien inspireerde de foto.

Ik begon te lezen op een zeer rustig, typisch Duits terras, waar slechts oudere Duitse toeristen een Kännchen Kaffee dronken. Naarmate het eerste hoofdstuk het einde naderde, werd ik onrustiger. Mevrouw Sprakeloos, bekend met de emoties van haar man, vroeg zich af wat er aan de hand was, maar hield zich stil. Haar vraag kwam pas toen het boek na het eerste hoofdstuk op de eikenhouten tafel van het terras werd gelegd.

‘Hier ga ik niet mee verder, het boek klopt van geen kanten.’

Ik legde mevrouw Sprakeloos uit dat de hoofdpersoon van het boek, Rosa,  rondom de tweede intifada voor drie maanden gaat werken in Israël. Rosa is vijfendertig jaar en laat voor deze periode haar gezin in Nederland achter. In mijn gedachten is dat dus om en nabij het jaar 2000. Even verder op staat dat ze, geïnspireerd door haar verblijf in Jeruzalem alsmede door een geheime, maar onmogelijke liefde, op haar 65e een afspraak wil maken met haar ‘vakantieliefde’ op het Griekse eiland Rhodos. Er zijn dan twee mogelijkheden. Het verblijf van Rosa speelde zich niet af tijdens de intifada of de ontmoeting op Rhodos speelt zich af in de toekomst. Voor dit laatste vond ik geen aanwijzingen, dus mijn conclusie op dat Duitse terras is dat ik een ander boek wil lezen.

Een ander boek was echter niet voorhanden, een pc om te googelen evenmin en mevrouw Sprakeloos, altijd in voor een pragmatische oplossing en rust, adviseerde om een toekomstig scenario toch maar als een serieuze optie te accepteren. Ik lees mopperend verder in de wetenschap dat ik een derde optie voor haar verborgen hield, namelijk dat ik er geen reet van begreep.

 

Sanne Terlouw

 

Het Rozeneiland

 

Nieuw Amsterdam uitgevers

 

2007

DE KERN VAN HET VERHAAL

Verder lezen is toch lonend geweest. Sanne Terlouw heeft een historische roman geschreven over een wereld waarvan ieder weldenkend mens weet heeft, maar die nauwelijks echt bekend is bij de meesten, namelijk de geschiedenis van een Joodse familie. En in dit geval begint de familiegeschiedenis tijdens de Inquisitie in Spanje even voor 1500 en eindigt rond de Tweede Wereldoorlog op het eiland Rhodos. Of eigenlijk eindigt de geschiedenis in het heden, want Jaron, de liefde van Rosa, is een nazaat van deze familie. De liefde voor Jaron inspireerde Rosa om Hebreeuws te leren en met het enige aanknopingspunt, een thorarol uit de verwoeste synagoge op Rhodos, zijn familiegeschiedenis te achterhalen.

Een enerverend verhaal heeft Sanne Terlouw ervan gemaakt.

DE MORAAL VAN HET VERHAAL

Ik weet niet of er een moraal is, er is voor mij wel een wijze les uit te halen, of eigenlijk twee. Allereerst wordt ik met de neus op de feiten gedrukt ten aanzien van de Joodse geschiedenis. Natuurlijk is mij de moderne geschiedenis, laten we zeggen vanaf eind 19e eeuw, waarbij de term zionisme gebruikt wordt alsmede het moderne antisemitisme opkomt, genoegzaam bekend. De huidige tegenstelling tussen Israël en de Palestijnen is een van de actuele hoofdstukken van de Joodse geschiedenis

Als bijzin in de geschiedenisboekjes ken ik natuurlijk dat Joden al sinds mensenheugenis worden gediscrimineerd waar dan ook in de Westerse wereld al dan niet zijn rechtvaardiging vindend in de kruisiging van Jezus.

Sanne Terlouw beschrijft een familiegeschiedenis van overleven, in goede en slechte tijden, maar uiteindelijk altijd op de vlucht voor rechteloosheid en discriminatie. De geschiedenis begint in Spanje en het hele mediterrane gebied zal uiteindelijk door de voorouders van genoemde Jaron bewoond worden.

Het tweede leerpunt is een meer algemene constatering, misschien ook een open deur, namelijk dat een familiegeschiedenis van generatie op generatie wordt doorgegeven en in de karakters en poriën van mensen kan gaan zitten. Dit kan bewust gebeuren door de geschiedenis te vertellen, maar ook onbewust door de kennis van bijzondere en/of traumatische gebeurtenissen, die misschien wel verzwegen blijven.

NAWOORD

Ondanks de bewondering voor het verhaal en de bewustwording van die ‘andere’ Joodse geschiedenis, blijft de vraag bij mij, heeft Sanne Terlouw nu een fout gemaakt of begrijp ik ergens iets niet? Herlezing van enkele passages van het boek was hiervoor nodig en natuurlijk even googelen. Mijn conclusie blijft voorlopig hetzelfde, er klopt ergens iets niet. Ik heb geen enkele aanwijzing dat het boek in de toekomst eindigt.

Misschien kan iemand mij wrevel weghalen of mij op mijn blinde vlek attenderen?

(zie ook de berichten van vkblog waar dit blog eerder heeft gestaan)

Grijze Zielen/ Philippe Claudel

Grijze zielen, een tweede kennismaking met de auteur Philippe Claudel voor mij en wederom is het een aangename verrassing geweest. Terwijl Het verslag van Brodeck mij al zo heeft weten de raken, lukte dat ook met Grijze zielen.

Philippe Claudel

Grijze Zielen

De Bezige Bij

Amsterdam 2005

Op een van de eerste pagina’s (12) geeft de schrijver al een (zijn?) definitie weg van Grijze Zielen:

‘Hij draagt altijd een groot schort van blauwe stof waardoor hij eruitziet als een ingesnoerd tonnetje. In die tijd had hij een vrouw die nooit uit bed kwam vanwege wat we hier een kwijnende ziekte noemen, iets wat hier nogal vaak voorkomt bij vrouwen die de novembermist en hun eigen ontreddering niet uit elkaar kunnen houden.’

Het gaat slechts om de vrouw van een van de bijrollen in het verhaal. Een vrouw die zelf geen rol van betekenis speelt. Voor mij is ze in meer of mindere mate symptomatisch voor alle karakters in het boek. Grijs.

 

Philippe Claudel

Nu verstaat Claudel de kunst van het verhalen en ik verzeker je dat het hem lukt om alle facetten van het grijs te offreren aan de lezer. En ook al lijkt ogenschijnlijk wit of zwart wel te bestaan, het wit krijgt een altijd weer een forse smet (van het leven) en ook het zwart in de karakters van de personages wordt van tijd tot tijd minder zwart.

In het afsluitende hoofdstuk herhaalt hij op een directere manier mijn interpretatie: (pag 233)

‘Het onderzoeken van ‘De Zaak’, wat ik heb gedaan, is ongetwijfeld een manier om de echte vraag maar niet te hoeven stellen; de vraag die niemand van ons over zijn lippen kan krijgen of door zijn hoofd of ziel wil zien schieten, onze ziel die inderdaad niet zwart en niet wit is, maar grijs, ‘behoorlijk grijs’, zoals Joséphine het lang geleden uitdrukte.’

En in het aangehaalde stukje ‘De Zaak’ lijkt ook de rode draad in het boek. De brute moord op een engelachtig meisje van de herbergier in een dorpje nabij de stad V. De hoofdpersoon, een politieagent, doet een reconstructie op deze moord en komt bij allerlei hoogwaardigheidsbekleders uit die mogelijk de dader(s) kunnen zijn. Maar Claudel verpakt zijn rode draad door een hoop omzwervingen. Zinnen worden onderbroken, met bijzinnen die vervolgens weer enige bladzijden lang in beslag worden genomen en voor de lezer de vraag opwerpen of er verband bestaat met de moord. Vaak niet. Of misschien heeft alles met alles een verband en komt ook het miserabele leven van de dorpsbewoners in zicht inclusief die van de agent in kwestie. Een afstandelijk leven naar zijn omgeving, afspelend in de nabijheid van de frontlinie in de eerste wereldoorlog. De doden, gewonden en oorlogsinvaliden zijn vooral ter decoratie van het miserabele leven in het algemeen en dat van het dorpje nabij V. in het bijzonder.

De oorlog op relatief veilige afstand en toch een (geestelijk) armoedig leven voor velen, ongeacht rang of stand. De domheid en vlakheid worden met net zoveel compassie beschreven dan de verdorvenheid van bijvoorbeeld de Procureur van V. of de rechters, de elite.

De enige compassie die de politieagent lijkt te hebben is die voor zijn vrouw Clémence, maar ze sterft vlak na haar kraambed, terwijl de politieagent zijn gelijk probeert te vinden bij de rechters in V. Omdat door de oorlog en de barre weersomstandigheden de weg naar zijn zwangere vrouw is afgesloten, kan hij haar niet ondersteunen. Een leven vol verdrongen schuldbesef speelt hem nadien parten. Zijn zoektocht naar de moordenaar(s) is eigenlijk de zoektocht naar het leven, naar de waarheid van dat leven. Hij heeft het niet gevonden, wel de grijsheid van het menselijke leven in al haar facetten. Hij kon er geen conclusies uit halen, maar hij heeft het wel beschreven, de politieagent. Hij heeft zijn leven er naar gezocht. Hij is uiteindelijk tevreden met de wetenschap alles, ook zijn inktzwarte elementen op zijn ziel, te hebben opgebiecht om zich vervolgens te kunnen voegen bij zijn overleden vrouw.

Philippe Claudel verstaat voor mij de kunst om het verhaal echt op de tweede plaats te zetten en de sfeer van het mens zijn op te tekenen. Een sfeerimpressie die aan de ene kant mild lijkt, maar door zijn scherpe beschrijvende stijl van ogenschijnlijk eenvoudige handelingen, heel donkergrijs kan worden. Hij sleept je mee in de sfeer en laat je kennismaken met een wirwar aan personen uit de gemeenschap in het dorpje nabij V. De daadwerkelijke moordenaar doet uiteindelijk helemaal niet ter zake.

De sfeerbeschrijving en ook de hoofdpersoon in beide boeken van Claudel die ik heb gelezen, laten overeenkomsten zien. Een oorlogsachtergrond die nooit helemaal expliciet aan de orde komt en een hoofdpersoon die orde moet scheppen. In het verslag van Brodeck was dat in naam van de gemeenschap, in Grijze Zielen deed de politieagent dat misschien wel tegen de zin van de gemeenschap in.

In beide gevallen is het proces belangrijker gebleken dat het eindproduct, de waarheid. Het proces is ook hetgeen mij erg in de boeken van Claudel aantrekt.